Ook al hangen de door een stichting verrichte activiteiten samen met een bepaalde geloofsovertuiging, dan nog kunnen de activiteiten in het algemeen belang zijn verricht. Tot dit oordeel kwam Rechtbank Den Haag.
In geschil was of de inspecteur de ANBI-status van een islamitische stichting met terugwerkende kracht mocht intrekken. De stichting in kwestie hield zich bezig met het inzamelen van medische hulpmiddelen, medicijnen, kleding, schoeisel, het bouwen van ziekenhuizen en/of verzorgingscentra in derdewereldlanden en het organiseren van informatiedagen en projecten. De stichting was van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI). De inspecteur trok de ANBI-status in omdat de stichting naar zijn mening geen deugdelijke administratie had gevoerd. De stichting kon hierdoor niet aantonen dat zij haar middelen uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend had aangewend in het algemeen belang. De stichting had in het verleden weliswaar steken laten vallen, maar had haar administratie in zoverre verbeterd dat daaruit vanaf 2015 was op te maken dat zij met de door haar verrichte activiteiten nagenoeg uitsluitend het algemeen belang diende. Dat de facturen die de stichting tijdens het onderzoek had overgelegd merendeels in het Arabisch waren gesteld, wilde niet zeggen dat de gehele administratie niet deugdelijk was. De inspecteur was tijdens het onderzoek hiermee akkoord gegaan en er was uitdrukkelijk niet om vertaling gevraagd. Dat de stichting activiteiten verrichtte die samenhangen met een bepaalde geloofsovertuiging brengt niet met zich dat deze niet in het algemeen belang zijn verricht. De inspecteur had de ANBI-status dus ten onrechte ingetrokken.
Wet: artikel 5b AWR en artikel 1a Uitvoeringsregeling AWR 1994
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 30 december 2016 (gepubliceerd op 13 januari 2017), ECLI:NL:RBDHA:2016:16600
Geef een reactie