Werkzaamheden van een stichting kunnen indirect een bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Dit is echter onvoldoende om als ANBI aangemerkt te worden.
Dit oordeelde Rechtbank Noord-Holland in een zaak waarin het verzoek om de ANBI-status van een stichting ter discussie stond. De stichting ondersteunde social enterprises die bij haar waren aangesloten. De inspecteur weigerde de ANBI-status toe te kennen aan de stichting omdat zij niet voor meer dan 90% een algemeen belang diende. Volgens de rechter was een groot deel van de werkzaamheden van de stichting primair gericht op het ondersteunen van aangesloten winstbeogende ondernemingen. Dat deze ondernemingen de winst niet wilden uitkeren maar herinvesteren om zelfvoorzienend te zijn, deed daar niets aan af. Ondanks het voornemen tot herinvestering, was niet uit te sluiten dat winsten (deels) ten goede zouden komen aan ondernemers. Met name particuliere belangen werden gediend met de ondersteuning van de bij de stichting aangesloten sociale ondernemingen en niet in eerste plaats het algemene belang. Met betrekking tot de andere (niet-ondersteunende) werkzaamheden van de stichting was niet aannemelijk gemaakt dat de omvang aan het 90%-criterium voldeed. De ANBI-status was terecht niet verleend.
Wet: artikel 5b AWR, artikel 1a Uitvoeringsregeling AWR
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 16 januari 2014 (gepubliceerd op 3 februari 2014), ECLI:NL:RBNHO:2014:201
Geef een reactie