Een agrariër heeft recht op zelfstandigenaftrek, ondanks administratieve fouten bij de oprichting van een stille maatschap.
Een agrariër en zijn echtgenote hebben op 28 september 1992 een maatschap opgericht voor hun agrarisch bedrijf. Op 30 september 2016 hebben zij samen met hun zoon en een bv een stille maatschap opgericht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016. De inspecteur heeft de zelfstandigenaftrek voor 2016 geweigerd, omdat de stille maatschap volgens hem niet tot stand is gekomen. Verder is de inspecteur het niet eens met het door de man aangegeven loon van zijn bv van € 1.000.
Het geschil
Bij hof Den Bosch is in geschil of de stille maatschap daadwerkelijk tot stand is gekomen en of de agrariër recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Daarnaast is in geschil of het belastbaar loon uit dienstbetrekking bij zijn bv € 1.000 of € 33.850 bedraagt.
Stille maatschap tot stand gekomen
Het hof oordeelt dat de agrariër aannemelijk heeft gemaakt dat hij, zijn echtgenote, hun zoon en zijn bv de intentie hadden om een stille maatschap op te richten. De door de inspecteur genoemde contra-indicaties doen niet af aan deze conclusie. Het hof concludeert dat de stille maatschap op 30 september 2016 tot stand is gekomen, waardoor de man voor dat jaar als ondernemer kan worden aangemerkt en recht heeft op de zelfstandigenaftrek. Wat betreft het loon uit dienstbetrekking, stelt het hof vast dat de agrariër tot 30 september 2016 loon heeft genoten van zijn bv dat volgens de jaaropgave € 33.850 bedraagt.
Wet: art. 3.6 en 3.76 Wet IB 2001 en art.7a:1655 BW
Geef een reactie