Op grond van het Europees recht mag iemand geen zwaardere straf krijgen voor een overtreding dan de straf die gold op het moment waarop hij die overtreding beging. Rechtbank Breda heeft duidelijk gemaakt dat de verscherping van de inkeerregeling in 2009 geen strafverzwaring is, zodat late inkeerders geen beroep kunnen doen op de oude inkeerregeling.
Op 1 juli 2009 verscherpte de wetgever de inkeerregeling door alleen de boete te laten vervallen als de vrijwillige verbetering plaatsvond binnen twee jaar na het indienen van een onvolledige of onjuiste aangifte (zie ook ‘Vrijwillige verbetering kan niet meer na informatieverzoek’). Een man die pas medio 2010 aan de Belastingdienst bekend maakte dat hij al jaren vermogen in Zwitserland had, vond dat de fiscus hem geen boete mocht opleggen. Hij stelde dat hij een beroep mocht doen op de oude inkeerregeling omdat hij de overtreding had begaan vóór de verscherping van de inkeerregeling. Rechtbank Breda wees de man er op dat de verscherping van de inkeerregeling geen strafverzwaring was. Men moest in deze situatie de inkeer en de strafwaardigheid van het beboetbare feit los van elkaar zien. De rechtbank constateerde dat de inspecteur geen boeten had opgelegd die hoger waren dan de boeten die hij had kunnen opleggen volgens de wetgeving in de periode waarin de man zijn onjuiste aangiften indiende. De rechter wees daarom het beroep van de man af.
Wet: artikel 67n AWR
Meer informatie: Rechtbank Breda, 20 september 2012 (gepubliceerd 31 oktober 2012), LJN: BY1827
Geef een reactie