Bij de erfrechtelijke verkrijging van een woning vóór 2012 was de WOZ-waarde op 1 januari van het verkrijgingsjaar bepalend voor het belastbaar bedrag. Het waarderen op de economische waarde van de woning op het moment van verkrijging volgens de algemene bepaling in de Successiewet was niet toegestaan.
Wanneer een woning tot de nalatenschap behoort, bestaat sinds 1 januari 2012 de keuze om de woning te waarderen op de WOZ-waarde die geldt voor of na het jaar van verkrijging. Tot 1 januari 2012 bepaalde artikel 21 lid 5 Successiewet (SW) dat het belastbaar bedrag gelijk is aan de WOZ-waarde van de woning in het jaar van verkrijging. Rechtbank ’s-Gravenhage bepaalde in de zaak die zij behandelde dat dit ook gold voor een woning die op het moment van de verkrijging leeg en te koop stond. Een waardering naar de werkelijke waarde van de woning (volgens de algemene regel van artikel 21 lid 1 SW) op het moment van de verkrijging was niet mogelijk omdat de waarderingsregel van lid 5 gold. De bijzondere regel ging voor op de algemene regel. Dit leidde volgens de rechtbank niet tot een individuele buitensporige last en daarom was er geen sprake van strijd met het recht van eigendom volgens artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Wet: artikel 21 lid 1 en lid 5 SW (tekst 2011), artikel 1 Eerste Protocol EVRM (Engelstalig)
Meer informatie: Rechtbank ‘s-Gravenhage, 14 december 2012 (gepubliceerd op 18 januari 2013), LJN: BY8894
Geef een reactie