Bij overschrijding van de driemaandstermijn kan men niet op andere wijze aannemelijk maken dat de werknemer over schaarse specifieke deskundigheid beschikt. Voortzetting van de toepassing van de 30%-regeling is dan ook niet mogelijk.
De Hoge Raad kwam net als Hof Arnhem-Leeuwarden tot het oordeel dat een uit India ingekomen werknemer niet in aanmerking kwam voor voortzetting van de toepassing van de 30%-regeling, omdat de driemaandstermijn was overschreden. De 30%-regeling laat volgens het hof geen ruimte om bij overschrijding van de driemaandstermijn op andere wijze aannemelijk te maken dat de werknemer over schaarse specifieke deskundigheid beschikt. De 30%-regeling laat evenmin ruimte voor een zelfgekozen periode van niet-beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Zie: Driemaandstermijn 30%-regeling laat geen ruimte ander bewijs. Het hof merkte ook op dat de driemaandstermijn niet zo moet worden uitgelegd dat deze pas is overschreden wanneer meer dan drie maanden naar een functie is gezocht. Uit de nota van toelichting en het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2014 blijkt dat de driemaandeneis ertoe strekt buiten discussie te stellen dat aan het vereiste van schaarse specifieke deskundigheid van de werknemer niet meer kan worden voldaan bij overschrijding van een termijn van drie maanden tussen het einde van de tewerkstelling door de oude inhoudingsplichtige en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst met de nieuwe inhoudingsplichtige. De 30%-regeling kan dus niet ondanks overschrijding van de termijn van drie maanden worden voortgezet, oordeelde de Hoge Raad.
Wet:
artikel 10ed Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
artikel 31a, lid 2, onderdeel e Wet loonbelasting 1964
artikel 9c, eerste lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (gold tot 1 januari 2011)
Meer informatie: Hoge Raad, 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:116
Geef een reactie