De verleggingsregeling mag alleen worden toegepast als men voldoet aan de voorwaarden. Voldoet men niet aan de voorwaarden, dan is de regeling ten onrechte toegepast en mag de fiscus de btw naheffen. Het doet er niet toe of men daarbij enige schade aan de inspecteur heeft berokkend en evenmin of de afnemers aftrek van voorbelasting zullen claimen.
Verlegging bij onderaanneming
In beginsel wordt btw geheven van de ondernemer die de dienst of de levering verricht. In een aantal gevallen is de afnemer van de levering of de dienst de btw verschuldigd. De btw wordt dan ‘verlegd’ om de inning van de btw te waarborgen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij leveringen en diensten door onderaannemers en uitleners van personeel in de bouw, de scheepsbouw en de confectie-industrie. De btw-heffing is in deze sectoren verschoven van de onderaannemer naar de (hoofd)aannemer, omdat door ondernemers in het verleden fors werd gefraudeerd door te werken met koppelbazen. Zo nam een aannemer een onderaannemer in dienst, die voor hem bepaalde werkzaamheden uitoefende. De onderaannemer huurde hiervoor personeel in. De onderaannemer betaalde vervolgens geen belasting en verdween daarna als sneeuw voor de zon, terwijl de aannemer wel de factuur had betaald inclusief de daarop vermelde btw. Er was in dat geval geen reden om de aftrek bij hem te weigeren. Daarom is een paar jaar geleden ervoor gekozen om de verschuldigde btw niet te laten dragen door de onderaannemer, maar door de (hoofd)aannemer.
Aannemer en onderaannemer
Een aannemer is een ondernemer die voor een opdrachtgever, buiten dienstbetrekking tegen een vaste prijs een werk van stoffelijke aard uitvoert. Onder werk van stoffelijke aard valt in ieder geval werkzaamheden (zoals het maken of aanleggen, slopen, herstellen, onderhouden en schoonmaken) die te maken hebben met onroerende zaken, schepen of kleding. Hieronder vallen dus niet de arbeid van bijvoorbeeld architecten, scheepsontwerpers en technische tekenaars. Een onderaannemer is een ondernemer die aannemer is, en die zich verbindt ten opzichte van de (hoofd)aannemer bepaald werk uit te oefenen. Een onderaannemer kan voor een andere onderaannemer weer de aannemer zijn.
Voorwaarden
Voor het toepassen van de verleggingsregeling moet men voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo is het verleggen van de verschuldigde btw bijvoorbeeld alleen toegestaan als de aannemer van de goederen of diensten een in Nederland gevestigde ondernemer is. Daarnaast moet de onderaannemer een factuur uitreiken die aan alle wettelijke vereisten voldoet. Zie ook ‘Factuurvereisten voor de btw’. Hij mag op de factuur echter geen melding maken van btw. In plaats daarvan moet hij op de factuur vermelden: ‘btw verlegd’. In zijn aangifte geeft hij in de rubriek ‘leveringen/diensten belast met 0% of niet bij u belast’ het totaalbedrag aan van de omzet die hij heeft verlegd. De aannemer moet de verschuldigde belasting aangeven bij vraag 2a van de aangifte en mag deze verschuldigde belasting bij vraag 5b van de aangifte in beginsel weer terugvragen (aftrekken als voorbelasting).
Naheffing
Het toepassen van de verleggingsregeling zonder dat men voldoet aan de voorwaarden, is niet goed te praten. Een man die logistieke diensten en bedrijfsadviezen verleende ondervond dit aan den lijve. De man kon volgens de rechter niet aannemelijk maken dat sprake was van onderaanneming en het uitvoeren van werk van stoffelijke aard, zoals bedoeld in de wet. De rechter gaf aan dat voor de toepassing van de verleggingsregeling alleen van belang is of aan de voorwaarden is voldaan. Is dat niet het geval, dan is de regeling ten onrechte toegepast en is naheffing onvermijdelijk.
Wet: artikel 12 Wet OB 1968 en artikel 24b, eerste lid, aanhef en onder b en c Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
Meer informatie: Hof Den Haag, 21 juni 2013 (gepubliceerd op 28 augustus 2013), ECLI:NL:GHDHA:2013:2440
Geef een reactie