Aan een bestuurder van diverse B.V.’s is een voorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden en de maximale taakstraf van 240 uur opgelegd voor het opzettelijk doen van onjuiste BTW-aangiften en het vervalsen van jaarrekeningen van de B.V’s.
De bestuurder in kwestie had gedurende ruim vier jaar feitelijk leidinggegeven aan belastingfraude, gepleegd door meerdere B.V's. Het ging om een groot aantal onjuiste BTW-aangiften. De advocaat voerde aan dat de bestuurder een schatting maakte van de terug te vragen voorbelasting op basis van betaalde facturen en de in het jaar ervoor teruggevraagde voorbelasting. Van opzet was geen sprake. Echter de verschillen tussen de geclaimde voorbelasting en het daadwerkelijke recht op teruggaaf op basis van de betaalde facturen waren aanzienlijk. Het totale benadelingsbedrag kwam neer op ongeveer € 600.000. Daarnaast had de bestuurder gebruik gemaakt van valse jaarrekeningen, door deze aan te bieden aan een bank ten behoeve van de voorgang van kredietverstrekking. De advocaat verklaarde dat de bestuurder door de slechte financiële omstandigheden waarin de bedrijven zich bevonden verkeerde keuzes had gemaakt.
Maximale taakstraf
De rechtbank vond oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Wel waren er verschillende omstandigheden die in het voordeel van de bestuurder moesten worden meegewogen. Zo hield de rechtbank rekening met het feit dat de bestuurder niet eerder was veroordeeld en veel spijt had betuigd. Bovendien had de zaak bijna drieënhalf jaar geduurd. De man had zijn leven weer op de rails en had onder meer een nieuwe baan. Uiteindelijk kreeg de man naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, en een proeftijd van twee jaren een taakstraf van 240 uur opgelegd.
Wet: artikel 69, tweede lid van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
Meer informatie: Rechtbank Midden-Nederland, 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:4352
Geef een reactie