Als een partij in een beroepsprocedure pas ter zitting stukken voor de bewijsvoering overdraagt, is het nog maar de vraag of de rechter dit bewijs accepteert. Het alsnog accepteren van te laat ingeleverde stukken botst immers met het belang van een goede procesorde.
Een gemeente had bijvoorbeeld in een beroepsprocedure met betrekking tot een WOZ-beschikking geen verweerschrift naar Rechtbank Noord-Holland gestuurd. Toen de griffier de gemeente daarop wees, kreeg hij te horen dat het verweerschrift eraan kwam. Maar het verweerschrift kwam niet binnen. De gemeente stelde op de zitting dat zij wel haar verweerschrift had gestuurd, maar kon deze stelling op geen enkele wijze onderbouwen. De gemeente bood wel aan ter zitting een matrix te overleggen die de door haar verdedigde waarde zou onderbouwen. De rechtbank wees de gemeente erop dat partijen tot tien dagen vóór de zitting stukken kunnen inleveren. Deze termijn dient als waarborg voor het behoorlijk verloop van de procedure. De rechter kan besluiten om te laat ingediende stukken toch te accepteren, maar dit moet wel passen in het kader van een goede procesorde.
Weigeren van bewijsaanbod
De rechtbank zag in dit geval geen reden om het aangeboden bewijs te accepteren. De gemeente was al gewezen op het ontbreken van een verweerschrift. Bovendien was de wederpartij niet ter zitting verschenen. Hierdoor zou de rechter de zaak moeten aanhouden als hij het bewijs van de gemeente accepteerde. De rechtbank vond dit in verband met de betrokken belangen onwenselijk. Omdat de eigenaar van de onroerende zaak zijn voorgestelde waarde wel had onderbouwd met een taxatierapport, stelde de rechtbank hem volledig in het gelijk.
Wet: artikel 8:58, eerste lid Awb en artikelen 17, tweede lid en 22 Wet WOZ
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 25 juli 2017 (gepubliceerd 19 september 2017), ECLI:NL:RBNHO:2017:7566
Geef een reactie