Een belastingplichtige die bezwaar maakt tegen een beschikking voordat deze daadwerkelijk is opgelegd, heeft geen recht op een vergoeding van de kosten van het bezwaar. Dit oordeelde de Hoge Raad in de zaak van een woningeigenaar die voortijdig bezwaar maakte tegen een WOZ-beschikking en van de gemeente Epe geen kostenvergoeding kreeg.
In de betreffende zaak had een belastingplichtige een WOZ-beschikking gekregen op naam van de vorige eigenaar. Zij verzocht om een beschikking die op haar eigen naam stond, en maakte meteen bezwaar tegen de WOZ-waarde van € 407.000 op de beschikking die aan de vorige eigenaar was gericht. De gemeente Epe gaf vervolgens een beschikking af met een WOZ-waarde van € 340.000. Het bezwaar werd door de gemeente niet-ontvankelijk verklaard, aangezien dit voortijdig was ingediend. Ook wees de gemeente het verzoek om een kostenvergoeding af. Hof Arnhem oordeelde dat de gemeente de gemaakte kosten wél moest vergoeden, maar de Hoge Raad vernietigde deze hofuitspraak. Op het moment dat de belastingplichtige om een nieuwe WOZ-beschikking verzocht, mocht zij er niet van uitgaan dat de gemeente al had besloten om haar een beschikking met hetzelfde bedrag op te leggen. En omdat er nog geen besluit was, leidde het bezwaar niet tot een herroeping/herziening van een eerder genomen besluit. Het bezwaarschrift was daarom voortijdig ingediend, en volgens de Hoge Raad was er geen enkele grond voor een kostenvergoeding.
Wet: artikel 7:15 Awb; artikel 6:10 AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 21 juni 2013, LJN: CA3934
Geef een reactie