Een fiscaal auteur had beter moeten weten toen hij met een achteraf opgesteld urenoverzicht bij de rechter verscheen. Hij kon niet voldoende bewijs leveren dat hij aan het urencriterium had voldaan.
Een secretaris fiscale zaken met een fulltime baan en een salaris van ruim € 80.000 oefende daarnaast een zelfstandig beroep uit als fiscaal tekstschrijver. In zijn aangifte paste hij de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling toe. De inspecteur weigerde dit en het was aan de fiscalist om aannemelijk te maken dat hij aan het urencriterium (1.225 uur) voldeed. Hij overlegde bij de rechter een urenoverzicht dat hij achteraf schattenderwijs had opgesteld. Daaraan kwam maar beperkte bewijskracht toe. De rechter vond het een ongebruikelijk standpunt dat de man naast zijn fulltime dienstverband meer dan 1600 uur aan zijn onderneming had besteed. Bovendien had de man gezien zijn functie moeten weten welke eisen aan een urenadministratie worden gesteld. Het hielp de fiscalist daarnaast niet dat zijn leidinggevende verklaarde dat hij ermee had ingestemd dat tijdens werktijd ondernemingsactiviteiten werden verricht. En ook de stelling dat het schrijven van een bladzijde voor een wetenschappelijk fiscaal juridisch boek of artikel 3,5 uur tijd kost, maakte volgens het hof nog niet dat het urenoverzicht juist was. De fiscaal-juridisch publicist kon niet aannemelijk maken dat hij had voldaan aan het urencriterium en had dus geen recht op zelfstandigenaftrek.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 13 september 2012 (gepubliceerd op 27 februari 2013), LJN: BZ2216
Geef een reactie