Voordat een werkgever aan de autokostenbijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto toekomt, moet hij eerst beoordelen of de auto überhaupt ter beschikking is gesteld. Echter, soms kan de werkgever te maken krijgen met situaties waar hij geen raad mee weet.
De bijtelling voor privégebruik van de bedrijfsauto komt pas aan de orde als een werkgever een (lease of huur)auto, of het nu handelsvoorraad of een bedrijfsmiddel betreft, ter beschikking stelt aan zijn werknemer. Een ter beschikking gestelde auto wordt op grond van de fictie in de Wet op de loonbelasting 1964 geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld. Een auto is dus aan de werknemer ter beschikking gesteld als hij de auto voor privédoeleinden kan gebruiken buiten werktijd maar bijvoorbeeld ook bij gebruik door collega’s tijdens werktijd. Van een ter beschikking gestelde auto is ook sprake als de werknemer de auto lange tijd ergens parkeert, bijvoorbeeld tijdens een vakantie of bij ziekte. Zie ook: ‘Auto van de zaak kan deels eigendom van dga zijn’ en ‘Enig bestuurder bv beschikt over auto van de zaak’.
Deel van het jaar
Een werkgever die een auto maar voor een deel van het jaar ter beschikking stelt aan zijn werknemer, moet de bijtelling naar tijdsgelang toepassen. Om vast te kunnen stellen of de werknemer de 500-kilometergrens overschrijdt, moet de werkgever de privékilometers over het kalenderjaargedeelte omrekenen naar het aantal kilometers dat de werknemer zou rijden in een heel kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor situaties waarin een werkgever in de loop van het kalenderjaar een andere auto aan zijn werknemer ter beschikking stelt. Rijdt de werknemer met de ene auto minder en met de andere auto meer dan 500 privékilometers, dan moet de werkgever ook voor de eerstbedoelde auto de bijtelling toepassen. De 500-kilometergrens geldt namelijk op jaarbasis en niet per auto.
Meerdere auto’s tegelijkertijd
Stel een werknemer heeft meerdere auto’s tegelijkertijd tot zijn beschikking. De werkgever zal in dat geval de bijtelling voor het privégebruik voor elke auto afzonderlijk moeten berekenen. Het totaal is belast als privégebruik auto. Rijdt de werknemer op kalenderjaarbasis met alle auto’s in totaal minder dan 500 privékilometers, dan hoeft de werkgever niets bij te tellen. Als de werknemer kan aantonen dat hij slechts één van die auto’s privé gebruikt, hoeft de werkgever alleen voor die ene auto de bijtelling toe te passen. Hierbij kunt u denken aan de situatie waarbij de werknemer alleenstaand is of in zijn gezin slechts één persoon een rijbewijs heeft.
Incidenteel gebruik
Voor de aan een werknemer ter beschikking gestelde auto die af en toe door andere werknemers wordt gebruikt, moet toch de hele bijtelling worden aangegeven. Dit is alleen anders als het gebruik door de andere werknemers van meer dan bijkomende aard is, dat wil zeggen gedurende ongeveer zes weken.
Twee of meer werknemers
Als een werkgever een auto aan meerdere werknemers ter beschikking stelt, moet de bijtelling in redelijkheid over de werknemers worden verdeeld. Dit kan bijvoorbeeld op basis van het aantal privékilometers dat de werknemers hebben gereden. Een kilometeradministratie is in dit geval dan ook een must.
Geef een reactie