Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een nieuw vervaardigd goed voor de btw zijn de feiten en omstandigheden van belang. Het woordgebruik bij een vergunningsaangifte is daarbij irrelevant, zo oordeelde Rechtbank Breda.
In deze zaak verzocht een melkveehouder die was begonnen met de bouw van een stal de btw terug die eerder aan hem in rekening was gebracht over de verbouwingskosten. Hij diende hiervoor een herzieningslijst in. In geschil was of de inspecteur een naheffingsaanslag had mogen opleggen aan die melkveehouder. Volgens de inspecteur moest de naheffingsaanslag in stand blijven omdat de melkveehouder een vergunning had aangevraagd voor uitbreiding van de oude stal. Een wand van de bestaande stal was namelijk afgebroken en er werd een nieuw gedeelte aangebouwd. Maar de rechter vond dat de melkveehouder aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een nieuw vervaardigd goed. Zo wees de rechter op het feit dat zowel de oude als de nieuwe stal beschikte over eigen in- en uitgangen, afzonderlijke voedermogelijkheden, afzonderlijke mestafvoer en een eigen aansluiting op water en elektriciteit. De stallen konden bovendien eenvoudig van elkaar worden gescheiden. De nieuwe stal was eenvoudig te verplaatsen waarna beide stallen zelfstandig hun functie konden blijven vervullen. De rechter oordeelde op grond van deze feiten en omstandigheden dat de melkveehouder recht had op teruggaaf van de btw op de verbouwingskosten. De naheffingsaanslag werd verminderd.
Wet: artikel 13 Uitvoeringsbeschikking OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Breda, 4 september 2012 (gepubliceerd 17 oktober 2012), LJN: BY0492
Geef een reactie