Nadat de rechter het lage rentepercentage had aangepast, kon de belanghebbende in deze zaak alsnog de verstrekte lening afwaarderen ten laste van zijn inkomen.
De zaak was als volgt. Een man leende geld aan zijn niet opgerichte bv om daarmee aandelen in de werkgever te kopen waar de man in dienstbetrekking was. De man had voor het verstrekken van de lening een tweede hypotheek afgesloten bij zijn bank. Er waren bij die lening aan de bv geen zekerheden gesteld en de rente die de bv betaalde was gelijk aan de rente die de man aan de bank betaalde, met een opslag van 0,5 procentpunt voor kosten. Na het faillissement van zijn werkgever wilde de man de lening aan zijn bv afwaarderen. In geschil was of dit mogelijk is.
Risico opslag
Rechtbank Arnhem gaf aan dat een onafhankelijke derde geen genoegen zou hebben genomen met het rentepercentage, gezien de risico’s die aan de lening verbonden waren. De rente was niet in overeenstemming met het ‘at arm’s lenght’ beginsel. Maar dit maakte de lening niet per definitie onzakelijk. Voor de fiscale winstberekening moest worden uitgegaan van een rente die wel aan het ‘at arm’s lenght’ beginsel voldeed. Als van een hoger rentepercentage werd uitgegaan, was het wel aannemelijk dat onafhankelijke derden de lening waren aangegaan. Daarom was geen sprake van een onzakelijke lening en kon het verlies op lening wel worden afgewaardeerd, zo oordeelde de rechter. De rechtbank stelde daarbij een zakelijke risico opslag vast van 5 procentpunt.
Zie het bericht ‘Ook buitenlandse zekerheden tellen mee’ voor meer informatie over onzakelijke leningen.
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 6 december 2012, LJN: BY5041
Geef een reactie