In tegenstelling tot de staatssecretaris, meent mr. Michel Ruijschop dat de overdracht van aandelen in een dochtermaatschappij in een reguliere fiscale eenheid tegen een zakelijke prijs aan een dochter in een andere lidstaat niet zonder meer buiten de heffing van de fiscale eenheid blijft. Dit geeft hij als commentaar op de nota naar aanleiding van het verslag Wet Fiscale Eenheid, in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht.
In de desbetreffende nota geeft de staatssecretaris van Financiën enkele voorbeelden van een reguliere fiscale eenheid die verandert in een Papillon-fiscale eenheid. Het derde voorbeeld betreft een moedermaatschappij binnen een reguliere fiscale eenheid die een gevoegde (klein)dochter met stille reserves overdraagt aan een andere dochter. Deze andere dochter is gevestigd in een andere lidstaat van de EU. De verkoopprijs komt overeen met de waarde in het economische verkeer van de dochter. De staatssecretaris stelt dat de vermogenssprong niet leidt tot belastbare winst bij de fiscale eenheid.
Nadeel voor Papillon-fiscale eenheid
Mr. Ruijschop wijst er echter op dat bij deze transactie de activa van de fiscale eenheid in waarde stijgen omdat de liquide middelen of de vorderingen toenemen. Bij een reguliere fiscale eenheid wordt de vervreemding dankzij artikel 14 Besluit fiscale eenheid 2003 geacht plaats te vinden na de ontvoeging. De deelnemingsvrijstelling is daardoor van toepassing. Bij de Papillon-fiscale eenheid wordt de fiscale eenheid niet verbroken door de aandelentransactie en is artikel 14 Besluit FE 2003 niet van toepassing. En dus is de waardestijging belast bij de Papillon-fiscale eenheid. Volgens mr. Ruijschop kan een analoge toepassing van artikel 10, derde lid Besluit FE 2003 uitkomst bieden, maar daar zitten ook weer haken en ogen aan. De staatssecretaris zal meer duidelijkheid op dit punt moeten verschaffen.
Wet: artikelen 13 en 15 Wet Vpb 1969
Besluit: artikelen 10, derde lid en 14 Besluit FE 2003
Geef een reactie