Als een bv eenmaal wordt geacht een onderneming te drijven, mag voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) ten aanzien van andere belangen een consolidatie plaatsvinden. Dit vloeit voort uit de regels van de vermogensetikettering, aldus de Hoge Raad. Het gevolg is dat een indirect belang van minder dan 5% toch onder de BOF kan vallen.
De verkrijging van een indirect belang van minder dan 5% in een actieve bv kan ook onder de BOF vallen als wordt voldaan aan de eisen van de verwateringstoets. Voor meer informatie over deze toets en de uitspraak van Hof Den Haag, zie: ‘Verwateringstoets in BOF vanuit schenker zien’. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat Hof Den Haag verder had moeten kijken dan de verwateringstoets. De holding waarvan een belang ter grootte van 6,89% vererfde, bezat namelijk aandelen in diverse actieve vennootschappen waarin de erflater wel een indirect aanmerkelijk belang had. De holding werd daarom geacht een onderneming te drijven. Een limited (Ltd), waarin de erflater maar een indirect belang had van ongeveer 4,86%, verrichtte activiteiten die in het verlengde lagen van de activiteiten van haar moedermaatschappij, de holding. Op grond van de regels van de vermogensetikettering moesten de vermogensbestanddelen van de Ltd daarom ook worden toegerekend aan de holding. De Hoge Raad zag dus geen reden om de verkrijging van het indirecte belang in de Ltd buiten de BOF te houden.
Wet: artikel 35, eerste lid, onderdeel c en vijfde lid SW 1956
Meer informatie: Hoge Raad, 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:705
Geef een reactie