Een belastingplichtige die bezwaar maakt tegen een voorlopige aanslag kan ook nadat die aanslag volledig is verrekend bij oplegging van de definitieve aanslag, nog belang hebben bij beoordeling van zijn bezwaar.
Zo procedeerde een man tot bij de Hoge Raad tegen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2005. Volgens hem werd hij door het niet doen van uitspraak op bezwaar benadeeld, omdat bij een rechtmatige voorlopige aanslag invordering wordt voortgezet. Dit zou naar zijn mening niet het geval zijn als wel uitspraak op bezwaar zou zijn gedaan. De inspecteur gaf aan dat hij geen uitspraak had gedaan op het bezwaar omdat inmiddels een definitieve aanslag was opgelegd en het bezwaar tegen beide aanslagen gelijkluidend was. De rechter was het met de inspecteur eens dat de man geen belang (meer) had bij beoordeling van zijn bezwaar voor zover dit betrekking had op de vaststelling van de materiële belastingschuld. De voorlopige aanslag was namelijk volledig verrekend bij de definitieve aanslag. Voor zover belanghebbende nog wél een belang had bij zijn bezwaar was dit gelegen in de toetsing van de rechtmatigheid van de voorlopige aanslag bij het opleggen daarvan en het handhaven daarvan tot aan de definitieve aanslag. De man kon echter niet aannemelijk maken dat de inspecteur bij het vaststellen van de voorlopige aanslag onzorgvuldig of onrechtmatig had gehandeld. Nu de voorlopige aanslag rechtmatig was, zag de rechter geen reden om deze te vernietigen.
Wet: artikel 13 AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:21
Geef een reactie