De Hoge Raad heeft een evenredige toerekening van de IB-latentie aan het vrijgestelde en niet-vrijgestelde gedeelte van de schenking voorgeschreven voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. De jaarvrijstelling komt volledig in mindering op het belaste deel van de schenking.
Een vrouw ontving van haar vader een pakket aandelen. Voor de schenkbelasting deden de vrouw en haar vader een beroep op de BOR. Voor de Hoge Raad was in geschil hoe de vrouw en haar vader rekening mochten houden met de IB-latentie vanwege de doorschuiving van de ab-claim op het aandelenpakket. De vrouw was van mening dat de IB-latentie volledig ten laste kon komen van het belaste deel van de verkrijging. De Belastingdienst was van mening dat de IB-latentie naar evenredigheid moest worden toegerekend aan het voorwaardelijk vrijgestelde deel van de verkrijging en niet-vrijgestelde deel. In sprongcassatie bevestigde de Hoge Raad dat de vrouw en haar vader voor de schenkbelasting de IB-latentie naar evenredigheid moesten toerekenen aan het voorwaardelijk vrijgestelde en niet-vrijgestelde deel van de schenking. Ook moet bij de hiervoor genoemde evenredige berekening van de IB-latentie de gewone vrijstelling schenkbelasting buiten aanmerking blijven. De gewone vrijstelling schenkbelasting voor ouders aan kinderen komt volledig in mindering op de belaste verkrijging.
Wet: Artikel 20 en artikelen 35b tot en met 35f Successiewet 1956
Meer informatie: Hoge Raad 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:674
Geef een reactie