De redelijke termijn voor behandeling van een bezwaar- en beroepschrift bedraagt in beginsel gezamenlijk twee jaar. Deze termijn begint te lopen op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt. Een toezegging van de inspecteur is geen reden om van deze hoofdregel af te wijken. Dit heeft Hof Arnhem geoordeeld.
Uit de rechtspraak volgt dat een termijn van zes maanden voor de behandeling van het bezwaar redelijk is. Voor de beroepsfase geldt als uitgangspunt een redelijke termijn van anderhalf jaar. Bij overschrijding van deze termijn heeft de belastingplichtige recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden.
Aanvang redelijke termijn
In de zaak voor Hof Arnhem ontving de inspecteur een bezwaarschrift op 13 oktober 2005. De uitspraak op het bezwaar volgde pas op 11 april 2008. De belanghebbende stelde dat de redelijke termijn vóór de ontvangst van het bezwaarschrift was ingegaan, namelijk op 1 augustus 2004. Hij wees op het feit dat de inspecteur had toegezegd dat de aanslag uiterlijk in juli 2004 zou worden opgelegd. Het hof zag echter geen reden om af te wijken van de hoofdregel dat de redelijke termijn aanvangt op het moment waarop het bezwaarschrift wordt ontvangen. De bezwaarfase heeft in totaal, te rekenen vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 13 oktober 2005 en de uitspraak op bezwaar van 11 april 2008, twee jaar en zes maanden in beslag genomen. De redelijke termijn was met één jaar en zes maanden overschreden. De belanghebbende had dus recht op driemaal € 500 ofwel € 1.500.
Wet: artikel 8:73 Awb
Meer informatie: htshof Arnhem, 20 november 2012 (gepubliceerd 30 november 2012), LJN: BY4684
Geef een reactie