Als het college van burgemeesters en wethouders (B&W) te traag een Wob-verzoek om opvraag van een WOZ-waarde doorstuurt naar de heffingsambtenaar, zal deze heffingsambtenaar een dwangsom moeten betalen.
Een huurder van een woning had op 3 oktober 2015 het college van B&W van de gemeente verzocht om hem binnen vier weken de WOZ-waarde van de gehuurde woning te sturen. De huurder had het verzoekschrift naar Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW) moeten sturen. Nu hij dit echter niet had gedaan, moest het B&W zijn verzoek met spoed doorsturen naar BsGW. Het college deed dit pas op 18 januari 2016. De volgende dag stuurde de heffingsambtenaar een bericht met de gevraagde WOZ-waarde naar de huurder. De huurder vond echter dat hij te lang had moeten wachten en vorderde een dwangsom van de gemeente. Voor Hof Den Bosch stelt de man dat hij het college op 8 december in gebreke had gesteld. Het college had echter de ingebrekestelling evenmin meteen doorgezonden naar BsGW. Hof constateert dat het college te traag heeft gehandeld. De huurder had binnen acht weken na zijn verzoek de beschikking moeten ontvangen. Na zijn ingebrekestelling had de gemeente uiterlijk op 29 november 2019 de huurder moeten inlichten over de WOZ-waarde. Het is echter niet mogelijk om in een geval zoals deze zaak een dwangsom te vorderen van het college van B&W. Daarom rekent het hof de traagheid van het college toe aan de heffingsambtenaar. BsGW moet de huurder een dwangsom betalen van € 670.
Wet: art. 40, eerste lid Wet WOZ en art. 2:3, eerste lid, 4:13 en 4:17 Awb
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 20 december 2018 (gepubliceerd 13 maart 2019), ECLI:NL:GHSHE:2018:5352
Geef een reactie