Als de Belastingdienst onnodig lang wacht met het opvragen van informatie bij een inlener, kan de naheffingsaanslag wegens inlenersaansprakelijkheid soms drastisch omlaag. Er is dan sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
In de betreffende zaak werd de inlener pas in 2011 gevraagd om inlichtingen over het inlenen van arbeidskrachten in 2002. De uitlener had de verschuldigde loonheffing destijds niet afgedragen, en uiteindelijk legde de inspecteur aan de inlener een naheffingsaanslag op van ruim € 100.000, in verband met de inlenersaansprakelijkheid. De inlener stelde dat de vordering was verjaard, maar dit was volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet het geval. De termijn werd namelijk verlengd met de periode waarin de uitlener in staat van faillissement verkeerde. Aangezien het faillissement in februari 2013 nog altijd niet was afgewikkeld, was de vordering niet verjaard. Wel vond de rechtbank dat de naheffingsaanslag fors moest worden verminderd. In de eerste plaats was de loonadministratie van de inlener op het moment van de inlening in orde. En ten tweede had de inspecteur veel te lang gewacht met het ondernemen van actie ten opzichte van de inlener. Nadat de inspecteur zijn vordering had ingediend bij de curator van de uitlener, duurde het namelijk meer dan zes jaar voordat hij de inlener vroeg om inlichtingen over het inlenen van arbeidskrachten. De rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. Uiteindelijk werd de naheffingsaanslag hierdoor aanzienlijk verminderd, namelijk tot € 35.000.
Wet: artikel 27 IW 1990
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 april 2013 (gepubliceerd 11 juni 2013), LJN: CA2765
Geef een reactie