Volgens een in België woonachtige orthodontist ’vormt de tussentijdse toets, die samen met het 150 km-criterium is ingevoerd in de 30%-regeling een schending van het eigendomsrecht. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft dit standpunt verworpen.
In 2012 is de 30%-regeling aangescherpt met onder meer het 150 km-criterium. Werknemers voor wie op 31 december 2011 de 30%-regeling werd toegepast op grond van de oude regeling, konden die regeling voor de resterende looptijd nog toepassen. Wel moest bij de tussentijdse toets halverwege de looptijd (bij hen na vijf jaar) aan de hand van de nieuwe regels worden beoordeeld of zij nog kwalificeerden als ingekomen werknemers. Een Belgische orthodontist die in dienstbetrekking was bij zijn B.V., die in Nederland een orthodontistenpraktijk dreef, voldeed door deze tussentijdse toets niet meer aan de 30%-regeling.
Legitiem doel
De B.V. was het niet eens met deze gang van zaken en begon een beroepsprocedure. Daarbij neemt de B.V. het standpunt in dat de tussentijdse beëindiging van de 30%-regeling op basis van een nieuw criterium in strijd is met het eigendomsrecht in artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM vervatte. Ook zou de fiscus gerechtvaardigde verwachtingen niet hebben geëerbiedigd. Was destijds bekend geweest dat de regeling zou worden gewijzigd, dan was de B.V. nooit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met de orthodontist. De rechtbank ziet de wijziging van de 30%-regeling niet als een ontneming van eigendom, maar wel als een inbreuk op het ongestoorde genot van eigendom. Volgens jurisprudentie van het Europese Hof en de Hoge Raad is zo’n inbreuk toegestaan als de inbreuk op een wettige manier tot stand komt, een legitiem doel dient, een redelijke mate van evenredigheid is betracht tussen algemene en individuele belangen en er geen sprake is van een individuele en buitensporige last. Op geen van deze punten weet de B.V. echter afdoende argumenten en feiten aan te dragen die zijn stelling ondersteunen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat van een schending van het eigendomsrecht geen sprake is.
Wet: art. 31a, tweede lid, onderdeel e Wet LB 1964
Besluit: art. 10e, tweede lid, onderdeel b sub 2° UBLB 1964
Protocol: art. 1 EP EVRM
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 februari 2018 (publ. 21 maart 2018) (ECLI:NL:RBZWB:2018:1548)
Geef een reactie