Het testament van de erflater bevat een tweetrapsmaking met zijn echtgenote als bezwaarde en zijn twee kinderen als verwachters. Naar aanleiding hiervan is een geschil ontstaan tussen de echtgenote en een verzekeringsmaatschappij waarbij de erflater een levensverzekering had gesloten. In de polis zijn ‘de erfgenamen van verzekeringnemer’ als begunstigden aangewezen.
De echtgenote heeft de verzekeringsmaatschappij verzocht om de verzekeringsuitkering aan haar over te maken. Op verzoek van de verzekeringsmaatschappij heeft zij tevens een verklaring van erfrecht overgelegd. De verzekeringsmaatschappij heeft het verzoek echter afgewezen omdat zij meent dat de echtgenote slechts voor 1/3e deel begunstigde is.
De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid heeft de echtgenote in het gelijk gesteld. Blijkens de begunstigingsclausule op het polisblad zijn de erfgenamen van de verzekeringnemer de begunstigden van de uitkering uit de levensverzekering. Op grond van artikel 7:967 lid 4 BW worden hieronder de erfgenamen verstaan die tot de nalatenschap zijn geroepen, ongeacht of zij haar hebben aanvaard. Zij zijn tot de uitkering gerechtigd ‘in dezelfde verhouding als waarin zij tot de nalatenschap zijn geroepen.’
Hoewel de commissie de verzekeraar volgt in de stelling dat op de levensverzekering de leer van het zelfstandig recht van toepassing is en de uitkering uit de levensverzekering dan ook niet tot de nalatenschap behoort, dient de verzekeraar op grond van artikel 7:967 lid 4 BW bij de uitkering aan de erfgenamen wel uit te gaan van de in het testament opgenomen verdeling.
Ontbindende voorwaarde
Artikel 4:138 lid 1 BW bepaalt in dit kader dat wanneer een erfstelling onder een voorwaarde is gemaakt degene aan wie het vermaakte tot vervulling der voorwaarde toekomt als uitsluitend rechthebbende wordt aangemerkt, voor zover het door en tegen derden uit te oefenen rechten en rechtsvorderingen betreft. In het onderhavige geval waarin de erflater in zijn testament zijn echtgenote tot enig erfgenaam heeft benoemd onder de ontbindende voorwaarde dat één van de in het testament genoemde situaties zich voordoet, moet de echtgenote dan ook als rechthebbende onder ontbindende voorwaarde worden beschouwd van de vordering die op de verzekeraar is ontstaan. De verzekeraar is daarom gehouden het gehele verzekerde kapitaal aan de echtgenote uit te keren omdat niet gebleken is dat één van de in het testament genoemde situaties voor het intreden van de ontbindende voorwaarde zich heeft voorgedaan. Omdat de echtgenote ook de notariskosten van de verklaring van erfrecht vordert en de verzekeraar deze kosten niet betwist, moet de verzekeraar ook deze kosten (€ 740) vergoeden.
Bron: Notamail 2022-184, 11 augustus 2022
Geef een reactie