Het OB-besluit Voorschrift Tabel II wordt gewijzigd. De wijziging houdt verband met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 juni 2019 (Grup Servicii Petroliere SA).
Ook vaartuigen waarbij het varen van bijkomstige betekenis is ten opzichte van hun hoofdfunctie kunnen kwalificeren als schepen die worden gebruikt op volle zee. Met ‘hoofdfunctie’ wordt bedoeld: het gebruik van het vaartuig op volle zee voor activiteiten bedoeld in post a.3, onderdeel a, 2° van de tabel. Het gaat hier om vaartuigen die vanwege hun hoofdfunctie alleen in de offshore-industrie worden ingezet, zoals bijvoorbeeld baggerschepen, pontons en schepen waarmee in zee kabels of pijpleidingen worden gelegd. Opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties die met aan het boorplatform gemonteerde pijlers op de zeebodem worden gezet om te worden gebruikt als een statisch platform, vallen niet onder de post. Drijvende boorplatforms die voldoen aan de in onderdeel 1.5.3.1 opgenomen voorwaarden kunnen onder de post worden gerangschikt. Met ‘volle zee’ wordt in dit verband bedoeld: alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale wateren of tot de binnenwateren van Nederland.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
Bron: Besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22475, Staatscourant 2021, 45434
Geef een reactie