Opnieuw blijkt het lastig om verliezen achterwaarts te verrekenen na een uitbreiding van een bestaande fiscale eenheid (FE) tijdens het jaar. Een jaar waarin zo’n uitbreiding plaatsvindt wordt namelijk verdeeld in twee stukken: het laatste jaar van de oude FE en het eerste jaar van de nieuwe FE.
Een vennootschap waarvan de boekjaren gelijk waren aan de kalenderjaren had in 2007 een winst behaald. Deze vennootschap stond tot 29 april 2008 als moedermaatschappij aan het hoofd van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Nadat een nv alle aandelen in de vennootschap had verkregen, werd de FE uitgebreid met deze nv als moedermaatschappij. Vanaf dat moment was sprake van een nieuwe FE. Eind 2010 werd de vennootschap ontbonden. De nv behaalde dat jaar een verlies, waarvan zij een deel wilde verrekenen met de winst van de vennootschap in 2007. Daarvoor zou zij gebruik moeten maken van de toenmalige verlengde termijn voor achterwaartse verliesverrekening van drie jaar. Deze termijn was echter onvoldoende, omdat de periode van 1 januari 2008 tot 29 april 2008 als een afzonderlijk jaar gold (zie ook ‘Uitbreiding fiscale eenheid leidt toch tot meer boekjaren’). De vennootschap stelde nog dat het jaar van de nieuwe FE bepalend was, ook al bestond die FE nog niet in het jaar waarmee het verlies moest worden verrekend. De rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank zag evenmin reden om voor de verliesverrekening een ander jaarbegrip te hanteren dan het algemene jaarbegrip in de Wet vennootschapsbelasting 1969.
Wet: artikelen 7, vierde lid en 15ae, eerste lid Wet Vpb 1969 en artikel 20, tiende lid wet Vpb 1969 (tekst 2010)
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19 mei 2015 (gepubliceerd 5 juni 2015), ECLI:NL:RBZWB:2015:3040
Geef een reactie