Het is mogelijk dat tussen het uitoefenmoment van aandelenopties en de feitelijke levering van de aandelen verlies wordt geleden wegens een koersdaling. In dat geval kan men een korting toepassen op de beurswaarde op het uitoefenmoment. De hoogte van de korting hangt af van de omstandigheden.
Een bestuurder van een Nederlandse bv die de opties in de Zweedse moedermaatschappij van de bv had uitgeoefend, wilde een kortingspercentage van 25% in aanmerking nemen. Hij had de opties in oktober 2007 uitgeoefend en behaalde daarmee een voordeel van € 326.475. Maar hij ontving de aandelen pas twee maanden later. Zijn voordeel bedroeg op dat moment € 240.084 als gevolg van een koersdaling. De man gaf dit verlies in zijn aangifte inkomstenbelasting aan als negatief loon en ging daarbij uit van de beurswaarde van de aandelen op het uitoefenmoment. Het hof stelde de bestuurder gedeeltelijk in het gelijk. Het hof was het met de bestuurder eens dat het door hem gelopen koers- en valutarisico en het gemis aan rendement op het geïnvesteerde vermogen een waardedrukkende effect hadden. Maar een korting van 25% was gelet op de omstandigheden wel aan de hoge kant. Het hof stelde de korting in goede justitie vast op 2% van de beurswaarde op het uitoefenmoment. Verder oordeelde de rechter dat toepassing van het lock-up beleid niet mogelijk was, omdat de situatie van de bestuurder op een aantal belangrijke punten verschilde van een ‘lock-up situatie’. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de man ongegrond.
Meer informatie: Hoge Raad, 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:597,13/03324
Geef een reactie