De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven onder welke voorwaarden houders van oude lijfrentepolissen de uitkeringen kunnen laten toekomen aan hun minder verdienende partner, als zij zelf de lijfrentepremies tegen een hoger tarief hebben afgetrokken.
De staatssecretaris noemt deze voorwaarden omdat de Belastingdienst op 6 april 2011 een standpunt heeft ingenomen waar hij niet achter staat. Dit ging om lijfrentepolissen van vóór 1992 (pre-Brede-herwaarderingspolissen) die zonder belastingheffing zijn omgezet in een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht. Als de begunstiging is gewijzigd, zijn volgens de staatssecretaris de lijfrente-uitkeringen belast bij de meestverdienende partner.
Voorwaarden
De betrokken polishouders mogen echter toch het standpunt van de Belastingdienst volgen. Zij moeten dan wel voldoen aan een van de volgende voorwaarden en zich voor 1 januari 2012 bij de Belastingdienst hebben gemeld:
- Er is sprake van een onherroepelijke wijziging van de begunstiging vóór of door het aflopen van de verzekering en deze wijziging vond plaats tussen 6 april en 19 augustus 2011.
- De wijziging van de begunstiging vond plaats voor 6 april 2011 maar het lijfrentekapitaal is na die datum maar voor 19 augustus 2011 overgeboekt naar een aanbieder van lijfrentespaarrekeningen of lijfrentebeleggingsrechten.
Wet: artikel I, onderdeel O Invoeringswet Wet IB 2001 en artikel 69 Wet IB 1964
Meer informatie: Ministerie van Financiën, 19 augustus 2011, nr. BLKB2011/1567M
Geef een reactie