Als uitgaven voor een eigen woning eerst uit eigen middelen worden gefinancierd en op een later moment hiervoor een lening wordt aangegaan, hoeft dit niet in de weg te staan als kwalificatie van de lening als eigenwoningschuld. Van belang is dat men aannemelijk kan maken dat men het oogmerk had om die uitgaven te financieren door een geldlening.
Een man en zijn echtgenote woonden tot 1 augustus 2009 in een woning. Vanaf dat moment stond deze woning te koop. Per 1 januari 2013 was de marktwaarde van die woning € 924.000 en de eigenwoningschuld € 725.000. De kosten voor de huidige woning na aankoop en onderhoud/verbetering bedroegen € 2.235.000. De man was dga en sloot ook bij zijn B.V. nog een lening af.
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is de hoogte van de eigenwoningschuld. Daarover oordeelt het hof dat uitgaven voor verbetering en/of onderhoud eerst uit eigen middelen worden gefinancierd en pas daarna worden gefinancierd met een lening, kwalificatie als eigenwoningschuld niet in de weg hoeft te staan. Van belang is dat de belastingplichtige op het moment van het betalen van die kosten het oogmerk had om die kosten te financieren door een geldlening en dat die geldlening voor dat doel is aangegaan. Het hof bepaalt de eigenwoningreserve op € 199.000 (€ 924.000 -/- € 725.000). Aan de hand van een goedkeurend besluit bepaalt het hof vervolgens de eigenwoningschuld op € 2.036.000 (€ 2.235.000 -/- € 199.000). De man heeft tijdens de procedure echter het (subsidiaire) standpunt ingenomen dat de eigenwoningschuld op € 1.767.500 moet worden vastgesteld. Daarom stelt het hof de maximale eigenwoningschuld voor de man op dat bedrag vast.
Wet: afdeling 3.6 Wet IB 2001 (Belastbare inkomsten uit eigen woning)
Meer informatie: Besluit van 10 juni 2010, DGB 2010/921, Stcrt. 2010, 8462
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 september 2018 (gepubliceerd op 28 september 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:8334
Geef een reactie