Sommige huwelijkse voorwaarden bevatten een zogeheten deelgenootschap, waardoor een van de echtgenoten kan verzoeken om verdeling van het vermogen alsof er algehele gemeenschap van goederen was. Vindt zo’n verdeling plaats na het overlijden van een van de echtgenoten? Dan leidt dit niet tot een erfbelastingbesparing voor de erfgenamen.
In een zaak voor Hof Den Haag was een echtpaar getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Afgezien van een gemeenschap van inboedel en een deelgenootschap was geen sprake van een huwelijkse gemeenschap van goederen. Het deelgenootschap hield in dat een verplichte verdeling van het vermogen zou plaatsvinden als een van de echtgenoten daarom zou verzoeken. De verdeling zou dan plaatsvinden alsof de echtgenoten in wettelijke gemeenschap van goederen waren gehuwd. Toen de man overleed, verkreeg zijn weduwe via een legaat een levenslang recht van vruchtgebruik van de zuivere nalatenschap van haar man. Haar dochter en haar zoon verkregen ieder de helft van de blote eigendom van de nalatenschap en een onderbedelingsvordering op hun moeder. Bij het indienen van de aangifte successierecht (de voorganger van de erfbelasting) stelde de vrouw dat zij op grond van het deelgenootschap een deel van haar vermogen in de nalatenschap van de man bracht. Daardoor zouden de kinderen een vordering op haar verkrijgen die geen fictieve erfrechtelijke verkrijging zou vormen. Bij het overlijden van de moeder stelt de inspecteur dat de moeder bij de verdeling van de nalatenschap van haar echtgenoot eigen vermogen heeft ingebracht. De erfgenamen moeten volgens de fiscus erfbelasting betalen over de waardeaangroei van dit vermogen omdat de blote eigendom nu volle eigendom is geworden. Deze waardeaangroei vormt namelijk een fictieve erfrechtelijke verkrijging.
Vruchtgebruik ten laste van vermogen
Het hof is het eens met de Belastingdienst. In tegenstelling tot wat de erfgenamen beweren, is het deelgenootschap niet te vergelijken met een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding. Door het overlijden van de vader was een verzoek tot verdeling van het vermogen niet meer mogelijk. Verplichte verrekening is dan niet aan de orde. Doordat de moeder vermogen ingebracht in de nalatenschap van haar echtgenoot, is het vruchtgebruik dat zij daarvan had ten laste gekomen van het vermogen dat de erfgenamen hebben verkregen uit de nalatenschap van hun vader. Bij het overlijden van de moeder is de aangroei van blote eigendom naar volle eigendom belast als een fictieve erfrechtelijke verkrijging.
Wet: art. 10, eerste lid SW 1956
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 9 juli (gepubliceerd 23 juli 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:1949
Geef een reactie