Als de uitspraak op bezwaar niet op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, begint de beroepstermijn van zes weken pas te lopen op de dag dat belanghebbende een afschrift van de uitspraak onder ogen krijgt.
Een man maakte op 18 juni 2009 bezwaar tegen navorderingsaanslagen over de jaren 1995 tot en met 2005. De fiscus verklaarde alle bezwaren tegen de navorderingsaanslagen ongegrond. De uitspraak op de bezwaren was echter niet op de voorgeschreven bekendgemaakt. Een afschrift van de uitspraak op bezwaar was als bijlage gevoegd bij een conclusie van antwoord in een civiele procedure tussen belanghebbende en de fiscus. Deze documenten kwamen op 5 oktober 2011 per post binnen op het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende. Op 13 februari 2012 nam de gemachtigde feitelijk kennis van het afschrift. De rechtbank ontving het tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift op 9 maart 2012. Het beroep werd niet niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn van zes weken. In hoger beroep besliste het hof dat de gemachtigde niet voldoende voortvarend had gehandeld door het beroepschrift pas drie weken en vier dagen na 13 februari 2012 in te stellen. Belanghebbende ging met succes in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was verklaard. Als de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, geldt niet de eis dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet zijn ingesteld. De beroepstermijn van zes weken vangt in dat geval pas aan op de dag waarop (de gemachtigde van de) belanghebbende een afschrift van die uitspraak onder ogen heeft gekregen.
Wet: artikel 6:8 Awb en artikel 6:11 Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:960
Geef een reactie