Belanghebbenden die tijdens een procedure gefrustreerd raken doordat de rechtbank de Belastingdienst steeds uitstel verleent, kunnen zich troosten met de gedachte dat zij daardoor meer kans maken een schadevergoeding.
Zo verging het ook een ondernemer die in bezwaar was gegaan tegen een aanslag inkomstenbelasting en een WAZ-aanslag, allebei over het jaar 2002. De Belastingdienst ontving de bezwaarschriften tegen de IB- en de WAZ-aanslag op 13 december 2007 respectievelijk 9 januari 2008. Medio 2008 deed de inspecteur uitspraak, waarop de ondernemer op 12 augustus 2008 in beroep ging. De rechter deed pas uitspraak op 22 oktober 2011. De ondernemer eiste in het hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden een vergoeding van immateriële schade als gevolg van de voor de overschrijding van de redelijke termijn. Hij stelde dat de bezwaarfase was vertraagd doordat de aanslag was vastgesteld voordat een lopend boekenonderzoek was afgerond. De lange duur van de beroepsprocedure vloeide volgens hem voort uit de vele malen dat de rechtbank de fiscus uitstel had verleend. Het hof vond ook dat de procedure te lang had geduurd. Het uitgangspunt is dat de bezwaar- en beroepsprocedure voor de rechtbank samen hoogstens twee jaar mogen duren. Deze termijn was nu met ongeveer één jaar en vier maanden overschreden. Er waren geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigden. De ondernemer had daarom recht op een schadevergoeding van € 500 per half jaar dat de termijn was overschreden. Naar boven afgerond leverde dit een vergoeding op van drie maal € 500, dus € 1.500 voor de bezwaar- en beroepsfase voor de rechter. Daarnaast ontving de ondernemer een schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep van € 500.
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 19 augustus 2014 (gepubliceerd 29 augustus 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:6455
Geef een reactie