Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden behoort de vergoeding die een koper moest betalen voor uitstel van de levering van een onroerende zaak ook tot de grondslag voor de heffing van overdrachtsbelasting (ovb). Volgens het hof vormt zo'n uitsteltoeslag een vergoeding voor de waardestijging van het object (dat deels een ontwikkelproject betreft) gedurende die periode van uitstel.
Ook de rechtbank was al tot het oordeel gekomen dat het bedrag dat de koper extra moest betalen als hij uitstel van levering wilde, behoort tot de grondslag voor de overdrachtsbelasting. Zie: ‘Ook overdrachtsbelasting over vergoeding uitstel levering’. De koper gooit het in hoger beroep over een andere boeg. Hij beargumenteert dat de uitsteltoeslag een vergoeding was voor de onderrentabiliteit van de onroerende zaak. Een deel van de onroerende zaak was nog in ontwikkeling of moest nog ontwikkeld worden, en dat leverde in de periode van uitstel geen rendement op waarvoor de verkoper een vergoeding verlangde. Het hof volgt die redenatie wel, maar niet de conclusie dat over dat bedrag dan geen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Daar het (deels) een ontwikkellocatie betreft, is het aannemelijk dat de verkoper van mening was dat de onroerende zaak in de periode van uitstel van de overdracht meer waard is geworden. Immers, de onderrentabiliteit van de ontwikkelperiode is langer voor rekening van de verkoper gekomen. En die waardestijging wilde de verkoper terugzien in de hoogte van de tegenprestatie. Daarmee behoort die vergoeding voor uitstel volgens het hof tot de maatstaf van de heffing.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 maart 2018 (gepubliceerd 30 maart 2018), ECLI:NL:GHARL:2018:2534
Geef een reactie