De staatssecretaris van Financiën heeft een geactualiseerd besluit gepubliceerd met de universele Nederlandse voorschriften voor de uitvoering van het interestartikel en het royaltyartikel in belastingverdragen voor de heffing van de bronbelasting op interest en royalty’s op grond van de Wet bronbelasting 2021. Dit besluit is een actualisering van het besluit van 7 december 2021, nr. 2021-21220 (Stcrt. 2021, 48054).
De actualisering brengt de Uitvoeringsvoorschriften bronbelasting in lijn met de Uitvoeringsvoorschriften conditionele bronbelasting op dividenden. De actualisering bestaat uit een wijziging van het moment waarop de inhoudingsplichtige melding moet doen van het, kort gezegd, niet langer meer voldoen aan de voorwaarden van de inhoudingsvrijstelling van artikel 2 en 3. Deze mededeling dient nu gedaan te worden vóór de eerstvolgende betaling van interest of royalty’s. Zie het vierde lid van de artikelen 2 en 3.
Daarnaast is de bepaling geschrapt die ziet op de gegevensverstrekking bij overmaken van interest of royalty’s naar verdragslanden met een zogenaamde ‘Remittance base’-bepaling in het Verdrag (letter e (oud) van het tweede lid van de artikelen 2 en 3). Deze bepaling valt nu onder het bereik van het nieuwe onderdeel e van het tweede lid van de artikelen 2 en 3.
Ten slotte zijn een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd in onder andere onderdeel 1.1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 19 december 2024. Dit besluit is ook van toepassing op elk door Nederland gesloten verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (en het vermogen), (met Protocol), die in werking treedt na de inwerkingtreding van dit besluit, zulks vanaf de datum van toepassing van dat verdrag.
Bron: Besluit van 13 december 2024, nr. 2024-7408, Ministerie van Financien, Stcrt. 2024, 38295
Geef een reactie