In een nieuw besluit kunnen ondernemers lezen hoe de btw-heffing sinds 1 januari 2011 is veranderd bij onroerende zaken, die zij zowel bedrijfsmatig als privé gebruiken. Daarbij komt ook de overgangsregeling aan bod.
Gemengd gebruik
Als een ondernemer een bedrijfspand laat bouwen en dit pand zowel zakelijk als privé gaat gebruiken, kon hij tot 1 januari 2011 alle in rekening gebrachte btw terugvragen bij de fiscus. Het deel dat betrekking had op het privégebruik moest dan vervolgens wel in tien jaarlijkse termijnen worden terugbetaald. Sinds 1 januari 2011 is de aftrek van betaalde btw alleen nog maar mogelijk voor de btw die betrekking heeft op het zakelijk gedeelte van het bedrijfspand. De btw over het privédeel kan niet meer worden teruggevraagd. De wijziging geldt voor onroerende zaken die vanaf 1 januari 2011 worden (op)geleverd en die niet vallen onder de overgangsregeling.
Herziening
Het nieuwe regime voorziet ook in een herziening van de btw-aftrek, als er wijzigingen optreden in het gebruik voor belaste prestaties en het privégebruik tijdens de herzieningstermijn van de onroerende zaak. Deze termijn bedraagt negen jaar en begint te lopen in het jaar dat volgt op het jaar van ingebruikname van de onroerende zaak. De herziening geldt zowel voor een toename als voor een afname van het privégebruik. De wijziging in het gebruik moet wel meer dan 10% bedragen. De herziening vindt alleen plaats voor zover het pand behoort tot het ondernemingsvermogen.
Voorbeeld
In het besluit is het voorbeeld opgenomen van een ondernemer die in 2011 een pand aanschaft, dat hij voor 60% gebruikt voor belaste handelingen en voor 40% voor privédoeleinden. In het derde boekjaar stijgt het zakelijk gebruik naar 80% en in het zesde boekjaar daalt het weer naar 60%. Als de ondernemer het pand volledig tot zijn ondernemingsvermogen rekent, heeft hij alleen nog recht op aftrek van de btw voor het zakelijk gebruik van het pand, dus voor 60%. In het derde boekjaar ontstaat een aanvullend recht op aftrek. De btw die betrekking heeft op dat boekjaar, wordt dan voor 20% herzien. De toename van het privégebruik in het zesde boekjaar leidt niet tot een herziening, omdat de verhouding tussen het zakelijk en privégebruik gelijk is aan die van het eerste boekjaar. Als de ondernemer het pand voor 60% tot zijn ondernemingsvermogen rekent, bestaat in het derde boekjaar geen aanvullend recht op aftrek. Hij heeft immers slechts 60% aangemerkt (‘geëtiketteerd’) als ondernemingsvermogen. Bij een etikettering van 100% privévermogen plaatst de ondernemer het pand buiten de werkingssfeer van de btw en bestaat geen recht op aftrek, ook al bestemt hij het pand deels voor belaste prestaties. De ondernemer kan volgens de staatssecretaris niet meer terugkomen op deze keuze.
Overgangsregeling
Voor onroerende zaken die onder de overgangsregeling vallen, blijft het btw-regime gelden dat van toepassing was op 31 december 2010. Dit regime geldt feitelijk totdat de herzieningstermijn is verstreken, zo geeft de staatssecretaris in zijn besluit aan. De onroerende zaak moet dan vóór 2011 zijn aangeschaft en in gebruik zijn genomen of op 31 december 2010 in aanbouw zijn geweest en daarna zijn opgeleverd en in gebruik genomen. Onder ‘in aanbouw zijn’ valt ook de situatie van een koop-/aanneemovereenkomst, waarbij de eerste termijn (meestal de grond) vóór 2011 met btw is betaald en de bouw van het pand pas in 2011 is begonnen.
Wet: artikel 15, lid 1 Wet OB; artikel 13, lid 4 Uitv.besch. OB
Meer informatie: ministerie van Financiën, 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M, Stcrt. 21834
Geef een reactie