Uitzendkrachten uit het buitenland die in Nederland werken voor uitzendbureaus zijn in principe ook sociaal verzekerd in hun woonland in de periodes tussen de uitzendopdrachten.
Een vrouw met de Nederlandse nationaliteit die in Duitsland woonde ging per 14 januari 2013 werkzaamheden in loondienst verrichten via een uitzendbureau. Volgens de arbeidsovereenkomst zou de dienstbetrekking beginnen op het moment waarop de uitzendopdracht daadwerkelijk zou starten. Zodra het op verzoek van de inlenende onderneming kwam tot een beëindiging van de uitzendopdracht, eindigde ook de dienstbetrekking van rechtswege. In het kader van die arbeidsovereenkomst had de vrouw meerdere uitzendopdrachten uitgevoerd. Daartussen zaten perioden waarvan de langste duurde van 19 oktober 2013 tot en met 30 maart 2014. De kortste perioden duurden van 20 tot en met 25 september 2014 en van 23 tot en met 28 januari 2015. Volgens de SVB was de vrouw alleen voor het Nederlandse socialezekerheidsstelsel verzekerd in de perioden waarin zij daadwerkelijk voor het uitzendbureau in Nederland had gewerkt. Dus niet in de perioden tussen haar uitzendopdrachten.
Zaak van Poolse uitzendkracht
Per 16 juli 2007 was een Poolse man die met zijn gezin in Polen woonde, in Nederland werkzaamheden in loondienst gaan verrichten via een uitzendbureau. Met dit uitzendbureau had hij opeenvolgende arbeidsovereenkomsten gesloten met meerdere tussenliggende perioden. Zo was een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van acht maanden gesloten. Daarin was bepaald dat de man verplicht was om voor de duur van die overeenkomst passende en vervangende arbeid te aanvaarden als de arbeid bij de opdrachtgever wegviel. Op 31 december 2015 was de man niet langer voor arbeid beschikbaar, waardoor de overeenkomst eindigde. Op 8 februari 2016 sloot de man met dezelfde onderneming een nieuwe arbeidsovereenkomst. De SVB laat de man weten dat hij over januari en februari 2016 geen recht had op kinderbijslag krachtens het Nederlandse socialezekerheidsstelsel. Op de eerste werkdag van elk van deze maanden was hij namelijk niet werkzaam in Nederland.
Antwoord op prejudiciële vragen
Zowel de vrouw als de Poolse man is het oneens met het standpunt van de SVB en gaat in beroep. De Nederlandse rechter constateert dat deze belanghebbenden gedurende de perioden waarin zij in Nederland meerdere uitzendopdrachten hadden verricht, verzekerd waren krachtens de AOW respectievelijk de AKW. De hoofdgedingen zien op de vraag of hun aansluiting bij de Nederlandse volksverzekeringen gedurende de perioden tussen die uitzendopdrachten is onderbroken. De rechter stelt daarvoor prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. Het Hof oordeelt als volgt. Woont een persoon in een lidstaat en verricht hij via een in een andere lidstaat gevestigd uitzendbureau uitzendopdrachten op het grondgebied van die andere lidstaat? Dan is hij gedurende de perioden tussen die uitzendopdrachten onderworpen aan de nationale wetgeving van de lidstaat waar hij woont wanneer de arbeidsverhouding krachtens de uitzendovereenkomst gedurende die tussenliggende perioden wordt beëindigd.
Wet: art. 6, eerste en derde lid en 6a AOW en art. 6 en 6a AKW
Bron: Hof van Justitie van de EU 13 oktober 2022, ECLI:EU:C:2022:782, C‑713/20
Geef een reactie