Als de iemand een perceel heeft gekocht om de vrije ligging en het uitzicht vanuit een andere onroerende zaak te garanderen, kan dat al voldoende zijn om het eerstgenoemde perceel dienstbaar te laten zijn aan de onroerende zaak. In dat geval mag de gemeente het perceel en de andere onroerende zaak aanmerken als één heffingsobject voor de WOZ.
Een man was de eigenaar en gebruiker van drie kadastrale percelen, die volgens de gemeente één onroerende zaak en één heffingsobject voor de WOZ vormden. Op het een perceel stonden een woonboerderij, drie schuren, een hobbykas, twee zomerhuisjes, een stacaravan en een kippenhok. De man gebruikte een deel van de woonboerderij als woning, terwijl zijn echtgenote een ander deel exploiteerde als bed & breakfast (B&B). De andere percelen bestonden uit een strook grond en een hobbyweide. De man had het weiland gekocht om de vrije ligging en het uitzicht vanuit de woonboerderij te waarborgen. Daardoor vervulde het weiland een functie voor en was dienstbaar aan de woning en de B&B. Bovendien waren alle drie de percelen in gebruik bij één belastingplichtige, namelijk de man. De drie percelen vormen daarom een samenstel dat voor de WOZ kwalificeert als één heffingsobject. Dit heffingsobject dient in hoofdzaak tot woning, zodat de gemeente het tarief van woningen moet toepassen over de waarde. Deze waarde is de prijs die de meestbiedende koper zou besteden bij een aanbieding voor verkoop op de manier die voor de onroerende zaak het meest is geschikt en na de beste voorbereiding. Het hof oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde heeft vastgesteld op een bedrag dat niet te hoog is.
Wet: art. 16, onderdeel f en 17, tweede lid Wet WOZ
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 10 september 2019 (gepubliceerd 24 september 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:2483
Geef een reactie