In de loop der jaren zijn er genoeg uitspraken over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) geweest van rechters die blijven volhouden dat de gunstigere behandeling van ondernemers ten opzichte van niet-ondernemers niet onrechtvaardig is. Zelfs het EHRM (Europees Hof voor de Rechten van de Mens) heeft zich erover mogen buigen en is tot de conclusie gekomen dat de BOF in de Successiewet niet disproportioneel is. Hiermee is weliswaar een einde gekomen aan deze discussie, maar de toekomst van de BOF houdt de gemoederen nog steeds bezig.
Wat houdt de BOF in?
De BOF is een faciliteit voor de schenking en vererving van ondernemingsvermogen. Sinds 1 januari 2010 geldt dat op verzoek een voorwaardelijke vrijstelling wordt verleend van 100% als de waarde van het ondernemingsvermogen € 1.060.289 niet te boven gaat. Als de waarde van het ondernemingsvermogen hoger is, geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83% over de hogere waarde (boven € 1.060.298) van het ondernemingsvermogen.
Het begrip ondernemingsvermogen
Een van de belangrijkste voorwaarden voor de toepassing van de BOF is dat er een overgang van ondernemingsvermogen plaatsvindt. Deze voorwaarde valt in de praktijk zwaar op de maag. Voor het begrip ondernemingsvermogen wordt aangesloten bij het begrip materiële onderneming uit de inkomstenbelasting. Een materiële onderneming is een organisatie, die erop is gericht met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk om winst te behalen. Of er sprake is van een onderneming wordt beoordeeld aan de hand van de feiten. Het doet er niet toe of de onderneming rechtstreeks of via een vennootschap wordt gedreven. Het vermogen van de IB-ondernemer, medegerechtigde, aanmerkelijkbelanghouder kwalificeert ook als ondernemingsvermogen. Ook ter beschikking gestelde onroerende zaken van de erflater of schenker, mits deze dienstbaar zijn aan de onderneming van een bv en de verkrijger tegelijkertijd de aandelen in deze bv krijgt, wordt gezien als ondernemingsvermogen.
Toekomst BOF
Ook het kabinet heeft alle commotie rondom de BOF mogen volgen. Ondanks dat de gerechtelijke uitspraken gunstig uitpakten voor het kabinet, moest toch nagedacht worden over de toekomst van de BOF. Het Ministerie van Financiën heeft de BOF geëvalueerd. De evaluatie van de BOF mondde uit in een brief van staatssecretaris Wiebes aan de Tweede Kamer op 25 april 2014. In de brief werd voorgesteld om de BOF te versoberen of zelfs af te schaffen en over te stappen op een uitstelfaciliteit. Dit zou een einde van de BOF betekenen. Tot nu toe is hier nog geen gehoor aan gegeven. Echter, in de onlangs gepubliceerde ombuigingslijst doet het kabinet wederom een poging om de BOF te veranderen. Zo wordt voorgesteld om de BOF te verlagen, om te zetten in een betalingsregeling of de regeling geheel af te schaffen. Het is nu afwachten op Prinsjesdag welke keuze het kabinet hierin gaat maken.
Wet: artikel 35b Successiewet 1956
Bronnen:
Hof Den Bosch, 18 april 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ7841
Hoge Raad, 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1206
Europese Hof voor de Rechten van de Mens, 27 mei 2014, 18485/14
Geef een reactie