Dit V&A 21-006 behandelt de vraag hoeveel maanden in aanmerking mogen worden genomen voor de berekening van de RVU-drempelvrijstelling bij mede door de werkgever gefinancierd verlof, direct voorafgaande aan pensionering op de AOW-leeftijd.
Als sprake is van een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) is de werkgever een pseudo-eindheffing verschuldigd over de uitkeringen uit die RVU (RVU-heffing). Onder voorwaarden is tijdelijk een vrijstelling van de RVU-heffing (RVU-drempelvrijstelling) mogelijk. De omvang van deze vrijstelling is afhankelijk van het aantal maanden tussen de (eerste) uitkering uit de RVU en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De RVU-drempelvrijstelling bedraagt het in artikel 32ba, zevende lid opgenomen bedrag per in aanmerking te nemen maand. Het aantal maanden dat in aanmerking mag worden genomen, mag op hele maanden naar boven worden afgerond en bedraagt maximaal 36 maanden.
In hoeverre de periode van verlof meetelt voor de berekening van de omvang van de RVU-drempelvrijstelling, hangt af van de vormgeving van het verlof. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen geeft een aantal rekenvoorbeelden.
Geef een reactie