Dit V&A 20-008 behandelt de vraag of een erfgenaam van een overleden ODV-gerechtigde het verkregen recht op ODV-termijnen kan aanwenden voor een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente, die uitkeert aan die erfgenaam zelf.
Na het overlijden van een ODV-gerechtigde is het recht op de ODV-termijnen overgegaan op de erfgenaam. Kan de erfgenaam het geërfde recht op de ODV-termijnen aanwenden voor het verkrijgen van een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente die uitkeert aan hemzelf?
Antwoord
Nee, volgens de voorwaarden van artikel 38p Wet LB kan de erfgenaam het geërfde recht op de ODV-termijnen niet aanwenden voor het verkrijgen van een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente die uitkeert aan hemzelf.
De ODV kan volgens artikel 38p, eerste lid, Wet LB alleen worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct in de zin van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001. Een tijdelijke nabestaandenlijfrente die direct ingaat en aan de erfgenaam zelf uitkeert, voldoet niet aan deze wettelijke bepalingen. Een nabestaandenlijfrente gaat immers in na het overlijden van de belastingplichtige of de (gewezen) partner van de belastingplichtige die de lijfrente heeft afgesloten. En daar is in de omschreven situatie geen sprake van.
Uiteraard kan de erfgenaam het geërfde recht op de ODV-termijnen aanwenden voor een ander lijfrenteproduct, dat wel voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001. Op www.belastingdienst.nl is meer informatie opgenomen over de voorwaarden die aan zo’n lijfrenteproduct zijn gesteld.
In de situatie waarin het recht op de ODV-termijnen op meer dan één erfgenaam is overgegaan, vormt het geërfde ODV-recht voor elke erfgenaam een afzonderlijke aanspraak. Dit betekent dat elke erfgenaam zelfstandig een keuze kan maken om het geërfde recht op de ODV-termijnen al dan niet aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct. Zie ook V&A 21-009.
Geef een reactie