Sinds 2017 is de wettelijke mogelijkheid om een fiscale eenheid vennootschapsbelasting aan te gaan met een buitenlands lichaam uitgebreid vanwege arresten van het Hof van Justitie. Daarbij zijn ook meer mogelijkheden gekomen om een fiscale eenheid aan te gaan tussen een Nederlandse vennootschap en een buitenlands lichaam met een vaste inrichting in Nederland.
Eerder keurde de staatssecretaris een besluit goed voor de fiscale eenheid vanwege uitspraken van het Europese Hof van Justitie (HvJ). Zie: ‘Nieuwe goedkeuringen voor fiscale eenheid Vpb’. Het Hof oordeelde dat een fiscale eenheid ook mogelijk moest zijn tussen een Nederlandse (groot-)moeder en een Nederlandse (klein-)dochtermaatschappij, als de aandelen in laatstgenoemde gehouden werden door een buitenlands in de EU/EER gevestigd lichaam. Ook moest een fiscale eenheid mogelijk zijn tussen twee in Nederland gevestigde zustervennootschappen met een gemeenschappelijke aandeelhouder in een EU/EER-lidstaat. Onlangs is het beleid omgezet in wetgeving.
Dit artikel gaat nader in op de mogelijkheden een fiscale eenheid vennootschapsbelasting te vormen tussen een Nederlandse vennootschap en een buitenlands lichaam ingeval dit buitenlandse lichaam zijn ondernemingsactiviteiten uitoefent in Nederland door middel van een vaste inrichting.
Vaste inrichting
Het begrip vaste inrichting is heel ruim. Van een vaste inrichting van een buitenlands lichaam in Nederland is sprake, als er enige ‘substance’ in Nederland is. Het klassieke voorbeeld is een gebouw waar de activiteiten worden ontplooid. Voorts zijn voorbeelden van een vaste inrichting de zetel van de leiding van de onderneming, landbouwgronden, een filiaal, een kantoor, een fabriek, een werkplaats, een plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen, en werken waarvan de uitvoering langer dan een bepaalde tijd (meestal twaalf maanden) duurt.
Fiscale eenheid met een vaste inrichting van een buitenlands lichaam
Onder voorwaarden was het al mogelijk dat een buitenlands lichaam met een vaste inrichting in Nederland met aandelen in een Nederlandse vennootschap een fiscale eenheid aanging. Een fiscale eenheid was dan in twee gevallen mogelijk. Het eerste geval betrof een buitenlands lichaam met een vaste inrichting in Nederland, dat aandelen hield in een Nederlandse vennootschap en de aandelen in deze vennootschap werden gerekend tot het vermogen van de vaste inrichting. Het andere geval betrof de situatie van een Nederlandse moedermaatschappij met een buitenlandse dochtermaatschappij, die beschikte over een vaste inrichting in Nederland.
Uitbreiding mogelijkheden aangaan fiscale eenheid met binnen de EU/EER gevestigde lichamen
Voor binnen de EU/EER gevestigde lichamen met een vaste inrichting in Nederland is een fiscale eenheid ook mogelijk geworden als:
- de aandelen in de Nederlandse vennootschap behoren tot het vermogen van het buitenlandse lichaam zelf. Er is dan een fiscale eenheid mogelijk tussen het buitenlandse lichaam voor wat betreft de vaste inrichting (moedermaatschappij) en de Nederlandse vennootschap (dochtermaatschappij);
- het buitenlandse lichaam via een tussenmaatschappij, gevestigd in de EU/EER, de aandelen houdt in een in Nederland gevestigde vennootschap. In dat geval is een fiscale eenheid mogelijk tussen het buitenlandse lichaam voor wat betreft de vaste inrichting (moedermaatschappij) en de in Nederland gevestigde vennootschap (dochtermaatschappij);
- de aandelen in een Nederlandse vennootschap indirect worden gehouden door een buitenlands lichaam en een ander buitenlands lichaam met een vaste inrichting in Nederland. Daarbij geldt dat de indirecte aandeelhouder in de Nederlandse vennootschap tevens de directe aandeelhouder in het buitenlandse lichaam met vaste inrichting is. Tussen de Nederlandse vennootschap en de indirecte aandeelhouder zit een buitenlandse tussenmaatschappij;
- een topmaatschappij de aandelen in twee buitenlandse lichamen bezit, welke twee buitenlandse lichamen in Nederland beschikken over vaste inrichtingen. De twee buitenlandse zustervennootschappen kunnen dan voor wat betreft de vaste inrichtingen een fiscale eenheid aangaan, waarbij een van de buitenlandse zustermaatschappijen wordt aangewezen als moedermaatschappij.
Geef een reactie