Rechtbank Gelderland oordeelde dat een vrouw die als kraamverzorgster stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, terecht een VAR-loon had ontvangen. Ze verleende kraamzorg via vier kraamzorgaanbieders en had niet aannemelijk kunnen maken dat sprake was van zelfstandigheid en ondernemersrisico.
De vrouw die als kraamverzorgster stond ingeschreven bij de KvK, was het oneens met de VAR-loon die zij had ontvangen. Zij vond dat ze een VAR-wuo had moeten krijgen voor haar werkzaamheden. De rechter besliste echter dat ze niet aannemelijk had kunnen maken dat sprake was van zelfstandigheid en ondernemersrisico. Dat is wel vereist voor de aanwezigheid van ondernemerschap. De vrouw verleende haar diensten via vier kraamzorgaanbieder en bij het oordeel nam de rechtbank onder meer in aanmerking dat de vrouw geen overeenkomst had gesloten met de degene die de (uiteindelijke) zorg nodig hadden. Ook brachten de instellingen doorgaans de zorgafnemers aan. Dat de vrouw niet verplicht was aangeboden werk te aanvaarden, leidde er ook niet toe dat sprake was van ondernemerschap. Ook voor een oproep-/uitzendkracht geldt deze verplichting immers niet. Bovendien regelde de instelling vervanging als de vrouw zich ziek meldde of vakantie had. Dat ze in die periodes geen inkomsten had, maakte haar ook geen ondernemer, aangezien ook een oproep-/uitzendkracht zo’n financieel risico loopt. Door deze en andere omstandigheden, besliste de rechtbank dat de VAR-loon terecht was afgegeven.
Wet: artikel 3.156 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 24 maart 2015 (gepubliceerd op 1 april 2015), ECLI:NL:RBGEL:2015:1904
Geef een reactie