Als men uitdrukkelijk heeft beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten en men geeft ook feitelijk uitvoering hieraan, geeft de Belastingdienst onder voorwaarden een VAR-WUO af. De opdrachtnemer moet dan in ieder geval in het kader van de zelfstandige uitoefening van een beroep zijn werkzaamheden zelfstandig, voor eigen rekening en risico verrichten en daarbij ondernemersrisico lopen.
Nut van de VAR
Met een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) hebben opdrachtgevers meer zekerheid vooraf als het gaat om de vraag of zij loonheffing moeten inhouden voor een opdrachtnemer. Deze verklaring kan door de opdrachtnemer worden aangevraagd en is geldig voor een periode maximaal één kalenderjaar. De opdrachtgever moet in eerste instantie zelf vaststellen of sprake is van een dienstbetrekking. Er zijn verschillende criteria waaraan hij de arbeidsverhouding kan toetsen. UWV en de Belastingdienst gebruiken in de controlefase of de opdrachtgever de arbeidsverhouding goed heeft gekwalificeerd overigens dezelfde toets.
Stappenplan
De eerste stap bij de beoordeling is het nagaan of sprake is van een echte privaatrechtelijke dienstbetrekking. Meent de opdrachtgever op basis van die toets dat het niet gaat om een dienstbetrekking is, dan kan het alsnog een fictieve dienstbetrekking zijn. Zie in dit kader het verdiepingsbericht ‘Distributie van dagbladen werd gelijkgesteld aan dienstbetrekking’. In dat geval moet de opdrachtgever dan toch loonheffing en premies werknemersverzekeringen inhouden. Is het geen fictieve dienstbetrekking dan hoeft geen inhouding plaats te vinden. Bij twijfel is het verstandig om na te vragen of de opdrachtnemer over een Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-WUO) beschikt. Iedereen die woonachtig is in Nederland kan een VAR aanvragen voor werkzaamheden die hij zelf uitvoert voor één of meer opdrachtgevers. Als de opdrachtnemer van de Belastingdienst een VAR-WUO heeft ontvangen, hoeft de opdrachtgever namelijk geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen in te houden. Er vindt geen inhouding plaats gedurende maximaal de duur van de VAR-WUO.
Soorten verklaringen
De Belastingdienst zal bij ontvangst van het verzoek en na beoordeling van de omstandigheden een van de volgende verklaringen afgeven:
- VAR-Loon: De Belastingdienst vindt dat een (echte of fictieve) dienstbetrekking aanwezig is, omdat duidelijk sprake is van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon.
- VAR-WUO: De Belastingdienst beslist dat sprake is van winst uit onderneming door een weging van factoren zoals de hoogte van de winst, het aantal opdrachtgevers, hoogte van geïnvesteerd kapitaal, de tijd die aan de activiteiten wordt gespendeerd, de omvang van de werkzaamheden en de mate van ondernemersrisico.
- VAR-ROW: De Belastingdienst ziet het inkomen als resultaat uit overige werkzaamheden. Het inkomen kwalificeert niet als loon uit dienstbetrekking of winst uit onderneming. Dit is in feite een restcategorie. De opdrachtgever en de opdrachtnemer kunnen gezamenlijk ervoor kiezen om het resultaat als loon te behandelen.
- VAR-DGA: De Belastingdienst neemt geen dienstbetrekking aan tussen de directeur-grootaandeelhouder (dga) en de opdrachtgever. Maar gaat ervan uit dat de dga de werkzaamheden voor rekening en risico van de vennootschap verricht. De verklaring is dan tevens een zelfstandigheidsverklaring voor de Waz. De vennootschap hoeft in dat geval geen premies werknemersverzekeringen af te dragen.
Naheffing
De Belastingdienst kan ondanks de aanwezigheid van een VAR onder omstandigheden toch een naheffingsaanslag voor de loonheffing opleggen aan de opdrachtgever. Een naheffing van loonbelasting en premies kan plaatsvinden als hij heeft nagelaten te beoordelen of sprake is van een dienstbetrekking. De Belastingdienst kan ook een naheffingsaanslag opleggen als deze beoordeling wel heeft plaatsgevonden, maar achteraf wordt geconstateerd dat toch sprake is van een dienstbetrekking. Ten slotte kan naheffing plaatsvinden, als wel een beoordeling vooraf heeft plaatsgevonden en een geldige VAR aanwezig is, maar het de opdrachtgever redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat sprake was van een dienstbetrekking. De opdrachtnemer is in beginsel gevrijwaard van naheffing van loonheffingen als sprake is van een VAR-WUO-situatie waarbij de opdrachtgever alle stappen heeft gevolgd en geen inhoudingen heeft gedaan.
Opdracht van overeenkomst
In een zaak voor Rechtbank Arnhem speelde een soortgelijk geval. Het ging in deze zaak om een man die een hockeyelftal coachte en marketing adviezen gaf. Hij deed dit in de vorm van eenmanszaak en stond ook als zodanig ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De man had een VAR-WUO aangevraagd, maar de inspecteur gaf hem een VAR-LOON voor zijn activiteiten als coach en een VAR-ROW voor zijn marketing en advies werkzaamheden. De rechtbank vond echter dat de fiscus een VAR-WUO had moeten afgeven. Er hoefde volgens de rechter allereerst geen onderscheid te worden gemaakt tussen de verschillende werkzaamheden. De werkzaamheden lagen namelijk in elkaars verlengde. De rechtbank oordeelde op grond van de feiten en omstandigheden dat sprake was van een opdracht van overeenkomst. De man en de opdrachtgever hadden namelijk uitdrukkelijk beoogd een overeenkomst van opdracht te sluiten en geen arbeidsovereenkomst. En dit bleek ook duidelijk uit de feitelijk uitvoering die zij aan die overeenkomst hadden gegeven. Ook had de man voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ondernemersrisico liep en voldoende opdrachtgevers had, zeker in vergelijking met een relatief kort hockeyseizoen van zes maanden. Uit niets bleek dat het bestuur van de hockeyclub aanwijzingen gaf of dat de man verantwoording moest afleggen aan het bestuur. Het feit dat de eiser geen btw-aangiften had gedaan duidde evenmin op het bestaan van een dienstbetrekking.
Wet: Artikel 3.156 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 15 mei 2012 (gepubliceerd 22 mei 2012), LJN: BW6226
Geef een reactie