De omkering van de bewijslast en de niet-aftrekbare kosten uit misdrijf kunnen redenen zijn om de vergrijpboete te matigen. Dit bleek uit een uitspraak van Hof Den Haag.
In het voorjaar van 2008 ontdekte de politie een hennepkwekerij in een woning van een timmerman. De inspecteur stelde het inkomen uit de kwekerij vast op € 23.394 en verhoogde ook het inkomen met niet aangegeven loon. Daarnaast legde de inspecteur de hennepkweker een vergrijpboete op van 50%. Toen in mei 2010 Rechtbank Rotterdam in het ontnemingsvonnis het wederrechtelijk verkregen voordeel schatte op € 262 verminderde de inspecteur het resultaat uit de hennepteelt tot € 17.546. De kweker ging in beroep en stelde dat de bewijslast ten onrechte omgekeerd en verzwaard was en dat de schatting van de inspecteur te hoog uitpakte. Bij het hof kreeg hij echter geen gehoor. De partijen waren het eens dat de eiser € 6000 aan loon had verzwegen. Hierdoor was de volgens de aangifte verschuldigde belasting aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting. En dus was er niet de vereiste aangifte gedaan, waaruit omkering en verzwaring van de bewijslast volgde. Dat nam niet weg dat de inspecteur een redelijke schatting moest maken van het inkomen uit de kwekerij. Volgens het hof was de inspecteur hierin geslaagd. Het vonnis in de ontnemingszaak was geen reden om hier verandering in aan te brengen, aangezien niet duidelijk was in welke mate er rekening was gehouden met de niet-aftrekbare kosten van een misdrijf.
Gematigde vergrijpboete
Omdat uit de verklaring van de hennepkweker was gebleken dat er slechts ten dele sprake was van opzet bij het niet correct aangeven van de verschuldigde belasting, moest de boete volgens het hof worden berekend over de naar evenredigheid bepaalde boetegrondslag. Deze werd vastgesteld op € 3261, waardoor de boete maximaal € 1630 zou bedragen. Het hof zag echter in de wijze van vaststelling van de verschuldigde belasting een reden om de boete te matigen. De bewijslast was immers omgekeerd en verzwaard en de aftrek van kosten die verband houden met voordelen verkregen uit misdrijf waren uitgesloten. Het hof oordeelde dat in dit geval een boete van € 750 passend en geboden was.
Wet: artikel 3.14, lid 1d, IB Wet 2001
Meer informatie: Hof Den Haag, 13 maart 2012 (gepubliceerd 20 augustus 2012), LJN: BX5055
Geef een reactie