Ook al voert de gemachtigde vaak standaard dezelfde stellingen aan in verschillende zaken, dat maakt deze zaken nog niet verknocht. Een verlenging van de redelijke termijn is dan niet automatisch aan de orde.
Een B.V. was in bezwaar gegaan over de BPM die zij over juni 2011 had voldaan. De inspecteur verklaarde dit bezwaar pas op 18 december 2013 ongegrond. Hierop begon de B.V. drie beroepsprocedures. Op 12 juli 2016 deed de rechtbank uitspraak. Daarmee had zowel de bezwaar- als de beroepsfase onredelijk lang geduurd. Hof Arnhem-Leeuwarden kende de B.V. een vergoeding toe van de geleden immateriële schade als gevolg van de onredelijk lange duur. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte heeft geconcludeerd dat de drie zaken verknocht zijn en daarom de redelijke termijn heeft verlengd. Uit eerdere rechtspraak is al gebleken dat de rechter de redelijke termijn niet mag verlengen met als enige reden dat in vele andere zaken dezelfde geschilpunten aan bod kwamen. Dus zelfs als de gemachtigde in zeer veel zaken standaard dezelfde stellingen in dezelfde volgorde opgeeft, maakt dat de zaken nog niet verknocht. De Hoge Raad verhoogt daarom de immateriële schadevergoeding voor de B.V. Ook krijgt de B.V. de wettelijke rente over het betaalde griffierecht vergoed.
Wet: art. 6:119 BW
Bronnen: Hoge Raad 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:152, 18/04775, Hoge Raad 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:153, 18/04776 en Hoge Raad 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:154, 18/04777
Geef een reactie