Als een werknemer een voordeel geniet met medeweten van zijn werkgever, dan kan de werkgever als inhoudingsplichtige worden aangemerkt voor dat voordeel, ook al heeft deze het voordeel niet zelf verstrekt. De volgende zaak voor Hof Amsterdam is hiervan een duidelijk voorbeeld.
Een bv die deel uitmaakte van een concern kreeg een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd voor een voordeel dat haar directeur had genoten. De bv stelde dat zij daarvoor niet als inhoudingsplichtige kon worden aangemerkt, omdat niet zij maar andere gelieerde vennootschappen dat voordeel hadden verstrekt. Die vennootschappen hadden namelijk alle facturen voor de verbouwing van de woning van de directeur betaald. Volgens de inspecteur hadden zij op geen enkel moment de bedoeling gehad om die betaling geheel of gedeeltelijk aan de directeur door te belasten. De verbouwingsuitgaven van in totaal € 1.7 miljoen vormden daarom loon uit dienstbetrekking. De inspecteur ging ervan uit dat de werkgever een nettoloon van € 1,7 miljoen aan de directeur had uitbetaald en had om die reden ten tijde van de loonuitbetaling de loonbelasting voor zijn rekening moeten nemen. Het hof vond dat de inspecteur juist had gehandeld. Want het voordeel was weliswaar niet verstrekt door de werkgever, maar die verstrekking had volgens het hof wel plaatsgevonden met zijn medeweten en instemming. Nu de directeur in die periode ook bestuurder was van het concern en dus feitelijk ook van de werkgever, kon worden aangenomen dat de werkgever op de hoogte was van de verstrekking. De werkgever werd terecht aangemerkt als inhoudingsplichtige.
Wet: artikel 6, eerste lid en artikel 10 Wet loonbelasting 1964
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 17 april 2014 (gepubliceerd op 30 april 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:1495
Geef een reactie