Wie draagt in het bestuursrecht de bewijslast van de ontvangst of verzending van een aanmaning of verzoek een bezwaarschrift nader te motiveren? Is het daarbij van belang of het stuk via PostNL is verzonden?
Betwisting ontvangst aanmaning door belastingplichtige
De Belastingdienst moet een belastingschuldige eerst aanmanen voordat hij een dwangbevel kan uitvaardigen. Als een belastingschuldige de ontvangst van een aanmaning betwist, geldt de volgende algemene regel. De Belastingdienst moet aannemelijk maken dat de aanmaning is verzonden of aangeboden op het adres van de belastingschuldige. De ontvanger van de Belastingdienst kan in beginsel volstaan met het leveren van bewijs van verzending of ontvangst van de aanmaning op het adres van de belastingschuldige. Als de belastingschuldige de ontvangst van de aanmaning in twijfel trekt, geldt dat de Belastingdienst aan moet tonen dat de belastingschuldige de aanmaning heeft gehad. Daar geldt een zware bewijsleer voor. Een overzicht uit een geautomatiseerd systeem of systeemuitdraaien is daarvoor onvoldoende. Aannemelijk moet worden dat de desbetreffende aanmaning de belastingschuldige heeft bereikt. Vergelijk in deze zin: Hof Arnhem-Leeuwarden 2 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5418.
Betwisting ontvangst verzoek om nadere motivering
Indien iemand een bezwaar onvoldoende motiveert, dan behoort hij van het bestuursorgaan in de gelegenheid te worden gesteld zijn bezwaar alsnog te motiveren. Doet de bezwaarmaker dat niet dan kan het bestuursorgaan de bezwaarmaker niet ontvankelijk verklaren. In de arresten van de Hoge Raad van 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1175 en ECLI:NL:HR:2019:1176 ging het om iemand die bezwaar had gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Hij had het bezwaar echter niet gemotiveerd en kreeg van de gemeente met dagtekening 10 november 2016 het verzoek dit bezwaar alsnog te motiveren. De belanghebbende stelde echter dit verzoek nooit te hebben gehad en ging in beroep bij de rechtbank vanwege het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en stelde tevens de gemeente in gebreke en vorderde een dwangsom. De Hoge Raad oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk moet maken dat het verzoek tot herstel van het verzuim naar het juiste adres is verzonden. Bij niet aangetekende verzending kan de ambtenaar dat bewijs leveren door een administratie te overleggen waaruit blijkt dat en op welke datum het stuk is verzonden. Het bestuursorgaan moet de daadwerkelijke verzending aannemelijk maken.
PostNL verlener van universele postdienst volgens de Postwet 2009
PostNL is aangewezen als verlener van de universele postdienst zoals bedoeld in de Postwet 2009. Daardoor moet zij aan bijzondere verplichtingen voldoen. Denk daarbij aan omvang van de postdienst en de regelmaat en betrouwbaarheid van de postbezorging die voor reguliere postbedrijven niet in die mate gelden. Waaruit blijken de verschillen als stukken niet aangetekend met een andere postdienst worden verzonden?
De Raad van State moest op 13 februari 2019 uitspraak doen in een zaak (ECLI:NL:RVS:2019:424) waarbij het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) via een andere postdienst niet aangetekend een besluit had verzonden.
Het college had aan een onderneming subsidies verleend volgens de Subsidieregeling Wurkje foar Fryslân. Later verminderde het college die subsidies ambtshalve naar nihil en vorderde daarbij de verleende subsidiebedragen ambtshalve terug. De vijf besluiten waarbij de verleende subsidies ambtshalve op nihil zijn gesteld waren allen gedateerd 13 juni 2016 en niet aangetekend verzonden op 15 juni 2016. De Raad van State overweegt dat bij niet aangetekende verzending ‘van een besluit (..) het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.’ Voormeld uitgangspunt gaat uit van verzending van de post met PostNL. Het college heeft voor verzending van de stukken gebruikgemaakt van een andere postdienst. Dat heeft tot gevolg dat het college niet alleen verzending maar ook de ontvangst van de brieven aannemelijk moet maken. Daarin slaagt het college niet en de conclusie is dan ook dat het college de bezwaarschriften ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
Arrest HvJ EU 27 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:260
Het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ) heeft op 27 maart 2019 een belangrijke uitspraak gedaan, die wel eens gevolgen zou kunnen hebben voor de Nederlandse praktijk. In de procedure gaat het om iemand uit Polen die slachtoffer was geworden van een arbeidsongeval. Die persoon had een geschil met KRUS, een Poolse sociale zekerheidsinstelling over een schadevergoeding. In beroep bij de rechter krijgt de belanghebbende gelijk. KRUS stelt hoger beroep in, maar de appelrechter verklaart dit hoger beroep niet-ontvankelijk. Het beroepschrift was op de laatste dag van de termijn aangeboden op een postkantoor, maar dat postbedrijf was geen universele postdienst (UPD). In Polen geldt de fictie dat een op het postkantoor van een UPD aangeboden processtuk geacht wordt op dat moment bij de rechter te zijn aangeboden. Het Hof oordeelt dat de Poolse regeling een bijzonder of exclusief recht is. Deze regeling beschermt een beperkt aantal ondernemingen. Alleen de aanbieder van de UPD kan voordeel hebben van het bijzondere of exclusieve recht dat een positief rechtsgevolg verbindt aan verzending via deze onderneming of dienstverlening van een poststuk aan een rechterlijke instantie. Deze regeling kan andere soortgelijke ondernemingen aanmerkelijk ongunstig beïnvloeden om in hetzelfde gebied en gelijke omstandigheden en voorwaarden dezelfde activiteit uit te oefenen. Alleen een UPD beschikt over het voorrecht dat bij het aanbieding van processtukken op het postkantoor van de UPD deze stukken worden geacht te zijn ontvangen door de rechterlijke organisatie.
Conclusie
Als een bestuursorgaan meer zekerheid wil zijn dat zijn post tijdig bij de ontvanger aankomt, moet het zijn post aangetekend verzenden. Aangetekend verzenden kan alleen bij PostNL. Als het bestuursorgaan zijn post niet aangetekend verzendt, moet hij verzending op een andere manier aannemelijk maken, bijvoorbeeld door een goede verzendadministratie. De rechtspraak laat daarbij zien dat het bestuursorgaan niet kan volstaan met verwijzing naar een geautomatiseerd systeem. Daadwerkelijke verzending van het desbetreffende stuk moet aannemelijk zijn. De Raad van State is van oordeel dat bij verzending van stukken via andere postaanbieders dan PostNL het bestuursorgaan niet alleen de verzending, maar ook de ontvangst van het stuk bij de geadresseerde aannemelijk moet maken. Het is de vraag in hoeverre de bevoorrechte positie van PostNL op grond van de Postwet 2009 en in de rechtspraak na het arrest HvJ van 27 maart 2019 nog stand houdt.
Wet: art. 3:41, 6:7, 6:8, 6:12 AWB, art. 11, 12 en 13 IW, Postwet 2009, art. 7 en 8 Postrichtlijn
Meer informatie:
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5418
- Hoge Raad 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1175
- Hoge Raad 12 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1176
- Raad van State 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:424
- HvJ EU 27 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:260
Geef een reactie