Door de Wet toekomst pensioenen veranderen vanaf 2023 ook de fiscale regels voor de aftrek van de inleg in een lijfrenteproduct.
Een van de doelstellingen van de Wet toekomst pensioenen (Kst. 36067) is een arbeidsvormneutraal pensioenkader. Ondernemers en werknemers zonder pensioenregeling kunnen een oudedagsvoorziening opbouwen in de derde pensioenpijler (lijfrente). De fiscale regels voor de derde pensioenpijler zijn op dit moment ongunstiger dan voor opbouwen van een werknemerspensioen in de tweede pensioenpijler. Met de Wet toekomst pensioenen komt daar verandering in. Zowel in de manier van opbouw van een lijfrente als in de manier waarop ondernemers een tweede pijler pensioen kunnen opbouwen. Met het verruimen van de mogelijkheden voor het opbouwen van oudedagsvoorzieningen voor ondernemers komt er per 1 januari 2023 wel een eind aan de mogelijkheid toe te voegen aan de oudedagsreserve. Dit artikel behandelt de wijzigingen in het lijfrenteregime en dan met name voor de aftrek van de inleg in een lijfrenteproduct.
Huidige regeling: de jaarruimte
Inleg in een lijfrenteproduct is alleen aftrekbaar als de betaler nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt op 1 januari van het jaar en de uitkomst van de formule van art. 3.127 Wet IB 2001 positief zijn. In formulevorm staat er in art. 3.127 lid 1 Wet IB 2001 het volgende (cijfers 2022):
13,3%x(W+L+ROW+ PU–AOW) – 6,27xA – FOR.
- Als W+L+ROW+PU groter is dan € 114.866 (2022) dan wordt € 114.866 als maximum in aanmerking genomen;
- W = de winst uit onderneming vóór toevoeging en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek van het voorafgaande jaar;
- L= belastbaar loon van het voorafgaande jaar;
- Row = belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden van het voorafgaand jaar;
- PU = periodieke uitkeringen en verstrekkingen van het voorafgaand jaar;
- AOW = AOW-franchise, voor 2022: € 12.837
- A = pensioenaangroei voorgaand jaar;
- FOR = positieve saldo van de toevoegingen en afnemingen van de FOR.
Voorbeeld jaarruimte
Hans werkt in 2022 in loondienst. Ook in 2021 heeft hij in loondienst gewerkt. Zijn jaarsalaris bedroeg in 2021 € 62.837. Hij heeft ook pensioen opgebouwd. In 2021 bedroeg zijn factor A € 425. Hij wil over 2022 voor wat betreft de jaarruimte maximaal inleggen in een lijfrenteproduct. Hoeveel kan hij inleggen? De jaarruimte bedraagt: € 3.986 (13,3% van (€ 62.837-€12.837) – 6,27x €425). Maximaal is dus € 3.986 aftrekbaar.
Huidige regeling: de reserveringsruimte
Heeft iemand in de zeven aan het jaar voorafgaande jaren de jaarruimten niet volledig benut, dan kan hij gebruikmaken van de inhaalruimte van art. 3.127 lid 3 Wet IB 2001. Dit is de som van de niet gebruikte jaarruimten zoals in de vorige paragraaf staat van de zeven voorafgaande jaren. De inhaalruimte is laagste van:
- totaal van de niet benutte jaarruimten van de zeven voorafgaande jaren;
- 17% van (W+L+ROW+PU-AOW);
- € 7.587 (bedrag 2022). Voor iemand die bij het begin van het jaar een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste 10 jaar jonger is dan de AOW-leeftijd, bedraagt het maximum € 14.978.
Voorbeeld reserveringsruimte
Stel dat Hans in het vorige voorbeeld in de jaren 2014 t/m € 2021 elk jaar € 3.000 jaarruimte onbenut heeft gelaten. Stel verder dat Hans 55 jaar is in 2022. Wat is het bedrag dat hij in 2022 maximaal in aftrek kan brengen op grond van de reserveringsruimte?
- De som van de niet benutte jaarruimten bedraagt € 21.000
- 17% van € 50.000 is € 8.500
- € 7.587
Het laagste van de hierboven weergegeven bedragen is het maximum voor de reserveringsruimte, dat is € 7.587. Op grond van de jaar- en reserveringsruimte is voor Hans in 2022 € 11.573 (€ 7.587 + € 3.986) aftrekbaar.
Voorgestelde wijzigingen Wet toekomst pensioenen
De Wet toekomst pensioenen wijzigt het huidige lijfrenteregime in een aantal opzichten:
- Fiscale premieruimte wordt verhoogd van 13,3% naar 30%.
- De maximale premieruimte wordt rechtstreeks gekoppeld aan de premiegrens zoals deze zal gaan gelden voor werknemerspensioenen vanaf 2023.
- Het wordt mogelijk om tot vijf jaar na de AOW-leeftijd nog inleg in een lijfrenteproduct in aftrek te kunnen brengen, net zoals dat voor werknemerspensioenen mogelijk is.
- AOW-franchises voor werknemerspensioenen en lijfrenten zijn vanaf 2023 aan elkaar gelijk. Daarnaast wordt het mogelijk om bij de opbouw van een lijfrente een verlaagde franchise te gebruiken in combinatie met een lager premiepercentage voor mensen met een relatief laag inkomen.
- De termijn om gebruik te maken van de inhaalruimte gaat omhoog van zeven naar tien jaar en de begrenzing in de omvang van de reserveringsruimte wordt verruimd.
- De omvang van de reserveringsruimte wordt verruimd naar een niveau van ten hoogste € 38.000 per jaar, de beperking tot 17% van de premiegrondslag komt te vervallen.
Voorbeeld (uit de memorie van toelichting)
Nico is ondernemer en begint in 2026 met het opbouwen van een lijfrente. Hij heeft in de voorafgaande jaren geen pensioen opgebouwd of een inleg gedaan in een lijfrenteproduct. Nico heeft in de jaren 2016 tot en met 2025 een premiegrondslag (na aftrek van AOW-franchise) van € 50.000 per jaar.
Jaar waarover de reserveringsruimte wordt benut | Premiegrondslag in dat jaar (A) | Max. aftrekbare inleg in dat jaar (B) | Niet benutte jaarruimte in dat jaar (AxB) |
2016 | € 50.000 | 13,8% | € 6.900 |
2017 | € 50.000 | 13,8% | € 6.900 |
2018 | € 50.000 | 13,3% | € 6.650 |
2019 | € 50.000 | 13,3% | € 6.650 |
2020 | € 50.000 | 13,3% | € 6.650 |
2021 | € 50.000 | 13,3% | € 6.650 |
2022 | € 50.000 | 13,3% | € 6.650 |
2023 | € 50.000 | 30% | € 15.000 |
2024 | € 50.000 | 30% | € 15.000 |
2025 | € 50.000 | 30% | € 15.000 |
Totaal: € 92.050 |
Nico heeft in 2026 een totale reserveringsruimte van € 92.050. In 2026 kan hij maximaal € 15.000 van de jaarruimte (30% van € 50.000) benutten en maximaal € 38.000 van de reserveringsruimte, in totaal dus € 53.000.
Expiratiedata voor aankoop pensioen of lijfrente
Voor pensioenen gaat dezelfde termijn van toepassing worden als voor lijfrenten. De uiterste datum waarop een werknemerspensioen dan moet ingaan nadat de contractueel overeengekomen termijn is verstreken is 31 december van het daarop volgend jaar. Voor een nabestaandenpensioen moet het pensioen uiterlijk ingaan op 31 december van het tweede jaar na overlijden van de werknemer. Gaat het pensioen later in, dan wordt het onzuiver, waardoor het pensioen volledig ineens belast zal zijn en er tevens revisierente verschuldigd zal zijn.
Wijziging imputatie pensioenaanspraken van de tweede pijler in de derde pijler
Vanaf 2023 zal de vermindering van de opbouw in lijfrente vanwege pensioenopbouw plaatsvinden door verrekening van de ingelegde premies van het pensioen met de jaarruimte voor de lijfrente. Een wijziging van de methode om met pensioen rekening te houden.
Ingangsdatum Wet toekomst pensioenen
Aanvankelijk zou de Wet toekomst pensioenen per 1 januari 2023 in werking treden. De datum van inwerkingtreding is uitgesteld. Vermoedelijk is de datum 1 juli 2023, maar de wet gaat in na een koninklijk besluit. Dat staat in de derde nota van wijziging. De wijziging van de regels voor inleg in een lijfrenteproduct gaan vermoedelijk ook pas in per 1 juli 2023, maar werken terug naar 1 januari 2023.
Bron: Wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Kst. 36067)
Wet: art. 3.127 Wet IB
Masterclass Polislezen en fiscale behandeling lijfrenten, stamrechten en kapitaalverzekeringen
Polislezen is een kunst apart. Tijdens deze masterclass worden u concrete polissen voorgelegd en wordt uw wegwijs gemaakt in de bijzondere opmaak van deze contracten. Uiteraard gaan de docenten ook in op de aan een levensverzekeringspolis klevende fiscale inhoud.
Geef een reactie