De Hoge Raad heeft antwoord gegeven op prejudiciële vragen over het mogelijk strijdig zijn met de goede verdragstrouw van de conserverende aanslag bij emigratie. Voor zover de conserverende aanslag ziet op het terugnemen van voorwaardelijk afgetrokken lijfrentepremies en het belasten van voorwaardelijk vrijgestelde pensioenen, is geen sprake van strijdigheid met de goede verdragstrouw.
De Hoge Raad wijkt met haar oordeel af van de conclusie van de advocaat-generaal (zie voor deze conclusie: ‘Conserverende aanslag strijdig met verdragstrouw’).
Lijfrente-aanspraken
De Hoge Raad stelt ten aanzien van de conserverende aanslag over lijfrente-aanspraken dat deze is toegestaan omdat uiteindelijk de voorwaardelijk afgetrokken premies worden belast. Maar dit geldt alleen voor zover de uitgaven zijn gedaan in de periode van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 of in de periode na 15 juli 2009. Buiten deze periode was geen voorwaardelijke aftrek verleend en vindt ten onrechte heffing plaats over een inkomensbestanddeel waarover het heffingsrecht aan Frankrijk toekomt. Om te weten welk deel van de conserverende aanslag in strijd is met de goede verdragstrouw, zal men moeten compartimenteren.
Pensioen in eigen beheer
De Hoge Raad hanteert een vergelijkbare redenering als het gaat om de conserverende aanslag over opgebouwde pensioenaanspraken bij emigratie. Voor zover negatieve uitgaven bij emigratie bestaan uit voorwaardelijk onbelast gebleven aanspraken, mag de Belastingdienst daarover een conserverende aanslag opleggen. Aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt immers niet meer voldaan. Voor zover het gaat om aanspraken en bijdragen die tot en met 15 juli 2009 onbelast zijn gebleven, was geen sprake van een voorwaardelijke vrijstelling. De goede verdragstrouw staat heffing over dit deel van de pensioenaanspraak in de weg.
Wet: artikelen 3.83, 3.136 en 3.146 Wet IB 2001
Verdrag: artikelen 15 en 18 Verdrag Nederland-Frankrijk
Meer informatie: Hoge Raad 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1324
Geef een reactie