Legt de inspecteur een vergrijpboete op met als motivering dat een betalingsverplichting ten onrechte als ondernemingslast is verwerkt? Dan is deze motivering ontoereikend voor het opleggen van een vergrijpboete, omdat deze gedraging volgens fiscale regelgeving niet strafbaar is.
Een agrariër deed in 2005 deed aangifte vanwege de diefstal van een tractor. De verzekeringsmaatschappij keerde vanwege de diefstal een bedrag uit aan de ondernemer, die deze als winst aanmerkte. In 2010 bracht de ondernemer de eenmanszaak in, in een B.V. Later dat jaar veroordeelde Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de voormalige ondernemer vanwege verzekeringsfraude voor de geclaimde gestolen tractor en bepaalde dat hij ruim € 100.000 moest betalen. De voormalige ondernemer bracht dit bedrag als kosten in mindering op het resultaat van de B.V. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is of de betalingsverplichting vanwege de civielrechtelijke veroordeling een zakelijke last is. Verder is in geschil of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de betalingsverplichting vanwege de verzekeringsfraude niet tot het ondernemingsresultaat behoort. Het civiele arrest in aanmerking nemend, is niet aannemelijk dat de tractor ooit tot het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak heeft behoord. Ook is niet gebleken dat de tractor ooit in de B.V. is ingebracht. De veroordeling van de ondernemer privé bevestigt één en ander.
Ontoereikende motivering vergrijpboeten
In de aankondiging van de vergrijpboeten maakt de inspecteur de ondernemer het verwijt dat de betalingsverplichting voor de verzekeringsfraude ten onrechte tot het resultaat van de B.V. is gerekend. De rechtbank vernietigt de boetebeschikking, omdat deze gedraging op zich volgens de fiscale wetgeving niet strafbaar is en daarom niet de motivering voor een vergrijpboete kan zijn.
Wet: art. 67d AWR, art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 augustus 2018 (gepubliceerd 2 april 2019), ECLI:NL:RBZWB:2018:4947
Geef een reactie