Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat een bv die bewaakte opslagruimten in een gehuurd pand verhuurde in feite vrijgestelde onroerende zaken verhuurde. Deze bv mocht de btw op de huur van dat pand dus niet als voorbelasting in aftrek brengen.
De bv in kwestie verhuurde bewaakte opslagruimten in twee panden aan zowel particulieren als ondernemers. Een van die panden werd door de bv gehuurd. Wel hadden de bv en de verhuurder geopteerd voor belaste verhuur. De huurders mochten naast de huur van de opslagruimten ook gratis gebruik maken van een bestelbus of aanhangwagen. Maar ze mochten alleen in de panden komen tijdens beperkte openingstijden om te laden en lossen. En het was de huurders bovendien verboden om hun opslagruimte aan derden ter beschikking te stellen. De bv bracht alleen btw in rekening aan de ondernemers. Maar zij had uit de omzet afkomstig van de particulieren wel omzetbelasting berekend en op aangifte gedaan. In geschil was of de bv alle voorbelasting die betrekking had op de panden in aftrek mocht brengen. De inspecteur had volgens de rechtbank terecht de aftrek van de voorbelasting ter zake van de huur van het pand geweigerd en de overige voorbelasting herrekend naar rato van de onbelaste (particulieren) en belaste (ondernemers) omzet. De rechtbank oordeelde dat de dienst die de bv verrichtte, namelijk de verhuur van opslagruimten, kwalificeerde als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. Het bewaken van de opslagruimten en het gratis gebruik van de transportmiddelen waren niet meer dan bijkomende diensten om de hoofddienst aantrekkelijk te maken. De bv gaf aan de klanten tegen vergoeding en voor een afgesproken periode het recht op uitsluitend gebruik van een afgesloten deel van het pand.
Wet: artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 mei 2014 (gepubliceerd op 3 juli 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:3986
Geef een reactie